Algemeen *** Manuscript *** Handschriften *** Datering *** Compositie
Algemeen
Veel deelnemers in de Grote Noordse Oorlog houden een dagboek of journaal bij of publiceren na afloop memoires. Sommigen hennen daartoe een opdracht, zoals de geestelijken Adlerfeld en Nordberg, anderen rapporteren aan hun thuisfront, zoals de niet-Zweedse diplomaten Siltmann en Fabrice. Een deel van deze dagboeken/journaals en memoires is in die tijd gedrukt in afzonderlijke boekwerken. Een ander deel verschijnt in latere historische tijdschriften of boeken, zoals de Karolinska Krigares Dagböcker of het vuistdikke Adam Ludvig Lewenhaupts Berättelse.
Van Johann August von Meijerfeldt sr is een origineel manuscript bewaard gebleven in de verzameling van Lars von Engeström, met wie hij correspondeert. Diens verzameling komt uiteindelijk in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek in Stockholm. Daar wordt het manuscript bewaard onder signatuur VII.1.1. Blijkens een sticker aan de binnenkant van de kaft is het deel over Von Meijerfeldt’s periode als gouverneur-generaal van Pommeren er in 1883 uit gehaald en overgebracht naar het Rijksarchief; daar is het nog niet gevonden.
Enkele historici hebben de weg naar het manuscript van Von Meijerfeldt in de KB weten te vinden en geven er verschillende titels aan: E. Carlson in 1897 Journal, C. Hallendorff in 1902 Memoarer, P. Sörensson in 1919 Dagboksanteckningar en H. Villius in 1951 Berättelse, als onderdeel van een hoofdstuk Memoarer. Hallendorf kritiseert Carlson over het woord Journal, terwijl Sörensson zelfs van dagboekaantekeningen spreekt. Villius komt tot een tussenweg: het zijn achteraf opgeschreven herinneringen, gebaseerd op oudere teksten in eigen of andermans dagboeken. Daarom is hier gekozen voor het woord Memoires.
Geen van de genoemde of andere historici heeft besloten Von Meijerfeldt’s Memoires te (laten) publiceren. Hallendorff twijfelt aan de toegevoegde waarde:
Zijn positie als één van Karel XII ’s beste en meest geliefde generaals, welke tegelijk zwager van Karl Piper en Arvid Horn was, zou hem in staat hebben moeten stellen zeer belangrijke aantekeningen achter te laten. Het handschrift heeft echter een relatief geringe omvang (…) zodat het relaas niet erg gedetailleerd kan zijn. De transcripties zullen de waarde als oorspronkelijke bron niet kunnen hebben vergroten.
Sörensson heeft een positiever oordeel over Von Meijerfeldt’s Memoires:
Ze vormt een zeer belangrijke bron voor de geschiedenis van die tijd en bevat ook menig interessante episode en verhelderende details.
Villius twijfelt aan de betrouwbaarheid:
Geen enkele bron voor de geschiedenis van de Russische campagne biedt zo’n reeks van verschillende soorten problemen als het verhaal van Meijerfeldt. Om een juist beeld te krijgen van de bronwaarde van het verhaal, is het nodig deze zoveel mogelijk op te lossen.
De genoemde auteurs hebben een transcriptie gemaakt van voor hen relevante zinnen of paragrafen uit het manuscript. Het boek van Villius bevat drie foto’s van beschreven pagina’s, aangevuld met één leeg blad met watermerk en een transcriptie van een beperkt deel als bijlage. Al met al is de tekst op deze manier niet erg toegankelijk en controleerbaar. Vandaar dat hier een scan, een transcriptie en een vertaling van álle bladzijden van het manuscript volgt.
Manuscript
Het manuscript is ingebonden in een kartonnen kaft. Op de rug van het kartonnen kaft staat “Kongl. rådet grefve J.A. Meijerfelts brefväxling”. Dit is een misleidende titel, omdat het zoals gezegd om zijn Memoires gaat, aangevuld met vier bijlagen. Het formaat van de bladen is folio. Er is een ruime marge aangehouden, soms wel de helft van de pagina. Deze marge wordt met name in het tweede gedeelte benut voor het maken van aanvullingen en correcties (meestal in een ander handschrift). Doordat de bladen nogal stevig zijn ingebonden zijn op bladzijden met marges aan de buitenkant niet alle woorden goed zichtbaar.
De bladen zijn vrijwel allemaal dubbelzijdig beschreven. Zoals gebruikelijk in handschriften uit die tijd worden de bladen alleen aan de voorzijde (recto) genummerd. Om de achterzijde van het blad apart te kunnen aanduiden wordt een kleine v (verso) toegevoegd.
Op de laatste voorzijde staat het nummer 119, waardoor de omvang van het manuscript op 119 x 2 = 238 bladzijden zou komen. Op vijf voorzijden ontbreekt echter het volgnummer en op één is het overgeslagen. Dat is allemaal te controleren uit de doorlopende zinnen en omdat onderaan bijna elke bladzijde het eerste woord van de volgende bladzijde is genoteerd. Gecorrigeerd zijn er dan 119 + 5 – 1 = 123 bladen, oftewel 123 x 2 = 246 bladzijden. Echter, 24 bladzijden zijn blanco. Per saldo zijn daardoor na de binnenzijde van de kaft maar 222 bladzijden gescand.
Het manuscript is niet op losse bladen maar op katernen geschreven. Dat zijn dubbelgevouwen vellen. De eerste drie katernen zijn met N 1, N 2 en N 3 genummerd, daarna houdt het op. Vanwege het uit de pas lopen van de bladnummering en het wisselende aantal vellen per katern volgt onderaan deze paragraaf een nauwkeurig schema.
Handschriften
Net zoals de meeste geschriften van Johann August von Meijerfeldt sr zijn alle teksten in de katernen in het Duits geschreven. In de bijlagen komt Zweeds voor.
Het manuscript bevat vier verschillende handschriften. Het eerste en het tweede handschrift zijn netschriften. Het derde en het vierde handschrift zijn concepten. Villius schrijft het derde handschrift toe aan Carl Ludvig von Löwenheim – de secretaris van Meijerfeldt – en het vierde handschrift en bijlage D aan Von Meijerfeldt zelf. De laatste geeft een paar kleine correcties in de katernen 1 t/m 7 en helemaal geen in katern 8, maar in de katernen 9 en 10 pleegt hij veel aanvulling en correcties in de kantlijn.
De twee netschriften van de memoires wordt afgesloten met de volgende zin:
Dieses ist zu observiren, dass wenn solches geschrieben als von einem tertium geschrieben und nicht von mich selbst.
In het tweede handschrift gaat het zelfs niet over de belevenissen van Von Meijerfeldt in de derde persoon, naar om die van zijn regiment. In de concepten en bijlagen staat wel “ich” en “mir”, ook in zijn eigen hanschriften.
Datering
Er zijn verschillende manieren om te pogen de tien katernen en vier bijlagen te dateren. In oplopende moeilijkheidsgraad:
-
- De tekst kan zijn afgesloten met een datum van schrijven. Dat is alleen in bijlage B het geval – 1 november 1710 – elders helaas niet.
- De beschreven belevenissen in de tien katernen lopen van medio 1705 en eindigen in 1714. De verschillende handschriften zijn echter op diverse momenten geschreven. Löwenheim schrijft katern 9 en 10 tussen 1716 en 1717, omdat het verhaal in 1714 eindigt, daarna schriftelijk of in levende lijve met Von Meijerfeldt doorgenomen moest worden en afgerond moet zijn geweest voordat hij mei 1718 zijn nieuwe taak als Koningsraad opnam.
- De gebruikte lettertekens en schrijfwijzen van plaatsnamen kunnen een indicatie geven. Villius concludeert op grond daarvan dat de handschriften uit de eerste helft van de achttiende eeuw stammen, behalve het tweede handschrift dat uit de tweede helft komt.
- De gebruikte papiersoort is ook een manier van dateren, met name de dikte en het watermerk. Het tweede handschrift is op het beste papier geschreven. Er zijn twee watermerken, één is van Skeen uit Småland dat sinds 1770 werd gebruikt en het andere N & L (P. Norlander & J.H. Lemchen) dat pas na 1800 beschikbaar kwam. Alleen schoondochter Lovisa Augusta Sparre was toen nog in leven; zij hield zich wel bezig met manuscripten in de familie, met name van haar eigen man. De andere handschriften zijn op een mindere en onderling verschillende papiersoort geschreven, waarop Villius het merkteken van Amsterdam heeft gevonden.
Villius ziet nog twee bijzonderheden die met de datering te maken hebben. De eerste is dat de nieuwere teksten soms overlappen met de oudere, maar daar hier en daar van afwijken. Voorbeelden zijn de aanvankelijk positievere beschrijving van het eerste uren van de Slag bij Poltava en het aanvankelijk hardere oordeel over hoe de divisie onder Roos ten onder ging (en Carl Fredrik Meijerfeldt de dood vond). Een tweede bijzonderheid is dat er oudere – verloren gegane – concepten moeten zijn voor de later in één keer achteraf geschreven vier teksten.
Compositie
Al het bovenstaande in schema samengevat is de compositie van de Memoires als volgt:
Kopie nrs. |
Katern |
Vellen |
Blad nr. |
Hand- schrift |
Transciptie (klaar) |
Opmerkingen |
2-25 | N 1 | 6 | 1 | 1 | 2 | – tussen 3-4 en 9-10 ontbreekt bladnummer – verhaal start medio 1705 |
26-49 | N 2 | 6 | 11 (corr. 13) |
1 | – |
|
50-73 | N 3 | 6 | 23 (corr. 25) |
1 | – |
– tussen 27-28 ontbreekt bladnummer |
74-97 | 4 |
6 | 34 (corr. 37) |
1 | 35, 35v | – tussen 40-41 en 43-44 ontbreekt bladnummer |
98-121 | 5 |
6 | 44 (corr. 49) |
1 | 55v | |
122-145 | 6 | 6 | 56 (corr. 61) |
1 | 60v, 61 | – bladnr 56 is overgeslagen |
146-155 | 7 |
6 | 69 (corr. 73) |
1 2 |
72v, 73, 73v | – 5 bladen afgeknipt – handschrift 2 begint op laatste 16 regels – verhaal eindigt op 17-06-1709 |
160-165 | 8 |
1,5 | 74 (corr. 78) |
2 | 74 t/m 76v (klaar) | beschreven linkerhelft betere papiersoort – verhaal eindigt op 28-06-1709 |
166-171, 156-159, 172-177 | 9 | 4 | 77 (corr. 81) |
3 4 |
77 t/m 79v, 80v, 81, 82 | |
178-181 | 10 | 1 | 85 (corr. 89) |
3, en 4 |
– | – verhaal eindigt met val Stral-sund, en midden 1714 |
— | (8) | 1,5 | 87 (corr. 91) | — | 93 | – blanco rechterhelft – betere papiersoort |
182-193 | A | 3 | 90 (corr. 94) | 4 | – bladnr 95 en 97 blanco – Memorial |
|
194-206 | B | 3 | 100 (corr. 104) | Cornelius Loos |
– inclusief rekeningen Löwenheim | |
207-208 | C | 0,5 | 109 (corr. 113) | Trautvetter | 112, 112v | |
— | — | 1 | 110 (corr. 114) | – blanco | ||
209-223 | D | 4 | 112 (corr. 116) | 4 | – Wahrhafte Relation | |
— | * | — | + 30 | — | – Bestuur Zweeds-Pommeren 1721-1738 |
* Verplaatst naar Riksarkivet in 1883, daar nog niet gevonden.