De Zweedse en Nederlandse families hebben elk drie generaties achter elkaar een telg met de voornamen Johan August. In Nederland zijn dat de stamvader, zijn oudste zoon en de vierde zoon van Carl. De laatstbedoelde Johan August (Jan) is bij de eeuwwisseling 42 jaar oud en heeft – net als zijn Zweedse evenknie – geen vrouw en kinderen om de familienaam voort te zetten. Hij blijft zijn verdere leven wonen bij het gezin van broer Frits en met hem werken bij het drinkwaterbedrijf.
Ondanks de fusie van Duinwater-Maatschappij naar Gemeentelijke Waterleidingen in 1896 is hem zijn 25-jarig ambtsjubileum per 1 april 1898 niet door de neus geboord.
Familiearchief N.57
Dertig collega’s bieden hem een huldeblijk aan. Het College van Burgemeester en Wethouders en zijn chefs geven hem geschenken en ‘andere bewijzen van waardering en hoogachting’. In 1899 wordt hij chef van de onderafdeling Algemene Zaken op het stadhuis met een jaarwedde van f 2000. In de jaren 1902 tot en met 1906 krijgt hij daarop verhogingen.
Net als de hele familie is Jan actief in de kerk. In 1909 richt deze een vereniging op om renteloze voorschotten aan lidmaten van de gereformeerde kerken in Amsterdam te verstrekken. Hij treedt toe tot het bestuur, dat voor elk geval een grondig voorafgaand onderzoek instelt onder toezicht van prof. P.A. Diepenhorst.
Op zijn werk krijgt Jan in 1910 een persoonlijke toelage en op 1 juli 1911 een aanstelling als Bureauchef. Hij gaat op 15 april 1914 met pensioen. Dat kan geen leeftijdspensioen zijn, want hij is 56 jaar oud. Hij moet een geneeskundige verklaring overleggen en de gemeente moet zijn persoonlijke toelage toelichten. Zijn rijkspensioen wordt vastgesteld op f 673 per jaar en het aanvullende gemeentepensioen op f 1083, met f 250 te verlagen dat op zijn 61ste verjaardag. Zover komt het niet, want op zijn 60ste op 3 juli 1918 overlijdt hij in Amsterdam.