2.3.8. Hendrik Diederich

Hendrik Diederich von Meijenfeldt wordt op 16 juni 1864 om 5:00 uur in de ochtend geboren in de Kleine Kattenburgerstraat 665 in Amsterdam. Hij is het tiende en jongste kind van de derde generatie. Zijn 49-jarige vader Carl doet een dag later aangifte bij de gemeente. Zijn getuigen zijn twee collega’s: commandeur Jan Andries Boijne en commandeur Willem de Vries. 

Hendrik doet al op 15-jarige leeftijd een half jaar kantoorwerk bij Willem B. Posno. In zijn getuigenschrift wordt hem lof toegezwaaid, met de toevoeging dat het slechts aan het verzoek van zijn vader ligt dat hem ontslag wordt verleend. In 1882 doet hij kantoorwerk bij de Gebr. Van Wijck. In 1889 doet hij een succesvol beroep op broederdienst om van de Nationale Schutterij te worden vrijgesteld.

In 1895 begint de werkelijke baan van Hendrik. Hij gaat werken bij de afdeling Bewaarneming van de Neder­land­sche Bank. Hij is belast met de Tweede Ad­mi­nistra­tie Ver­zil­ve­ring, Recapitulatie Bin­nen­landse Cou­pons, Collati­oneering van nieuw-ingeboek­te posten in de Hoof­den- en Loting-Boeken, Controle Dag- en Weekbla­den, Alpha­betisch Register, Jaarlijkse Knippe­rij.

Hendrik von Meijenfeldt
Hendrik Diederich von Meijenfeldt
Anna Augustijn
Anna Pieternella Augustijn

Hendrik ontmoet Anna Pieternella Augustijn, die met haar broer Govert in Amsterdam woont. Zij komt uit Bergen op Zoom, waar zij 25 december 1867 is geboren. Haar ouders zijn Govert Jo­han­nes Augus­tijn (1836-) en Maria van Dijke (183­9-). Vader Augustijn stamt van een oud Bergsch geslacht, dat sinds 1758 de pottenbakkerij “De Kat” in eigendom heeft. Anna vraagt in 1896 aan haar ouders toestemming om zich met Hendrik te verloven en ontvangt het volgende antwoord van haar vader:

“Dat uw brief ons verwondering en verbazing bewekte behoef ik u niet te schrijven, het was over twaalven voor wij naar bed gingen en uw moeder heeft den nacht niet veel geslapen“. Nadat hij informatie heeft ingewonnen concludeert hij: “dan kunnen en mogen wij deze zaak niet tegenwerken, maar geven uw van ganscher harte volkomen toestem­ming tot uw Engagement“. Hij wijst haar nog op de bezwaren van haar moeder, op de korte tijd dat zij Hendrik nog maar kent en op de mogelijk­heid nog terug te treden, maar hij laat de beslissing uiteindelijk aan zijn dochter. Ook is hij bevreesd dat zij met een stijve Hollander komt aanzetten: “als ik denk aan een beambte aan de Nedl. Bank, dan stel ik mij een Heer voor, die bang is om zijn handschoentjes uit te doen, afgemeten in zijn spreken”.

Anna en Hendrik zetten door. Haar aanstaande schoonfamilie zendt haar hartelijke felicitatiebrieven met de verloving en verjaardagen, ook haar meer dan dan 80-jarige aan­staande schoonvader Carl. In 1898 reist Hendrik af naar Bergen op Zoom om daar op 15 juni met Anna in het huwelijk te treden. Getuigen aan de kant van de bruidegom zijn Evert, zijn broer uit Dordrecht, Jan van der Tas, zijn zwager. Getuigen van de bruid zijn haar broers Pieter en Govert. eenmaal terug in Amsterdam betrekken zij een woning aan de 1e Helmerstraat 87.

Hendrik en Anna krijgen vier kinderen: Carl (1899), Ella (1900), Maria (1901, die op jonge leeftijd overlijdt) en de jongste van de vierde generatie Govert (1908).

In Bergen-op-Zooms kostuum Carl, Willy, Hendrik, Anna, Govert (staand), Ankie en Ella
In Bergen-op-Zooms kostuum Carl, Willy, Hendrik, Anna, Govert (staand), Willie en Ella (zittend)

Intussen bouwt broer Govert de pottenbakkerij in de periode 1902-1932 uit tot een beroemde kunstwerk-aardefabriek.

Hendrik is net als zijn broers en zwager actief in kerk, school, zorg en werk. Zo is hij deputaat voor de kas­com­mis­sie voor de zending van de Gerefor­meerde Kerken. In 1911 wordt hij Tweede Voorzitter van het Wedeuwenfonds van Beabmten aan De Nederlandsche Bank. Hij wordt in 1916 gekozen in het bestuur van de Vereeniging voor Gereformeerde Scholen in Amsterdam. In 1920 begint hij als Ouderling in de Keizersgrachtkerk. 

Vanaf 1922 werkt Hendrik op het bijkantoor van DNB aan de Herengracht 461-463. Na het vieren van zijn ambtsjubileum en zijn pensioen overlijdt hij in Amsterdam op 14 januari 1931 en wordt drie dagen later begraven op de Nieu­we Ooster Be­graafplaats. Weduwe Anna gaat aan de Rijksstraatweg in Heiloo wonen, niet al te ver van haar zoon Carl, die in Almaar beroepen is. Haar dochter Ella en zoon Govert verhuizen mee. De eerste volgt een opleiding bij Schoevers, de tweede studeert klassieke talen aan de Vrije Universiteit. Anna Augustijn overlijdt in Alkmaar op 2 augustus 1939 en wordt drie dagen later begraven op de Gemeente Be­graaf­plaats.

Terug   ***   Verder