2.1. Havensteden

De geschiedenis van de Nederlandse familie Von Meijenfeldt vangt volgens de overlevering aan met de vestiging van de stamvader in Amsterdam in het jaar 1800. Het verhaal start even abrupt als de Zweedse kroniek eindigt met de dood van de laatste graaf in Stockholm in hetzelfde jaar. Tussen die steden liggen echter tal van verbindingen, die eerder beginnen en later eindigen.

Edellieden

Om te beginnen komen drie telgen van het Zweedse geslacht naar Nederland. Zij ontplooien militaire activiteiten, maar keren naar huis terug en laten – zover bekend – geen vrouwen met kinderen achter.

    • Carl Friedrich sr komt naar de Zuidelijke Nederlanden in Franse dienst vanaf 1682 tot zijn vertrek na de veldtocht tegen de stad Luxemburg in 1684 en komt nogmaals in 1690 aan geallieerde zijde in de Slag bij Fleurus.
    • Johann August sr komt aan het hoofd van een Zweedse compagnie in dienst van koning-stadhouder Willem III vanaf 1693 aan het front in de Zuidelijke Nederlanden, met een afwezigheid van acht maanden om verse troepen thuis te werven, tot zijn afmarcheren in 1698 van Maastricht naar Bremen.
    • Johann August jr is op 21-jarige leeftijd adjudant-generaal van Waldeck, de legerbevelhebber van de Republiek aan hetzelfde front, komt in de winter van 1747 naar Amsterdam en Den Haag, raakt in de buurt van Maastricht enkele dagen in Franse krijgsgevangenschap en keert na de vrede terug naar zijn geboortestad Stralsund. 

Een adellijke naamgenoot komt eveneens met een militaire missie naar Nederland en laat evenmin sporen na.

    • Carl Albrecht uit Damgarten is op 41-jarige leeftijd luitenant bij de huzaren in de Pruisische veldtocht in Holland van 1787 en wordt  ingekwartierd in Nijmegen.

Zeelieden

Drie naamgenoten komen uit de Zweedse gebieden naar Nederland met belangrijke verschillen: zij zijn geen edellieden maar zeelieden, gaan niet naar huis terug maar blijven in Amsterdam en hebben wel vrouwen en kinderen.

    • Otto & Andries zijn broers en kustvaarders uit de havenstad Karlskrona, leven in de achttiende eeuw in Amsterdam, bouwen daar gezinnen op en zijn daar nog tijdens het bezoek van de Zweedse graaf Johann August jr.
    • Georg Richard is zeesoldaat uit een andere havenstad Stralsund, arriveert na het overlijden van Otto in Amsterdam en vertrekt in het jaar dat zijn vrouw een kind krijgt aan boord van een VOC-schip.
    • Johan August is afkomstig uit Stralsund. Net als zijn zus Augusta Juliana is hij een natuurlijk kind van de Zweedse graaf Johann August jr. Hij is scheepskanonnier en komt eind van de eeuw naar Amsterdam. Zijn zus blijft in Pommeren, maar zij blijven elkaar bezoeken.

Nog een vierde naamgenoot is zeeman die naar Amsterdam komt, zonder dat bekend is waar hij vandaan komt en of hij blijft of vertrekt.

    • Cornelis Meijerfelt is bootsman op het schip de Post van Curaçao onder kapitein Frederik de Wit. Het schip ligt in 1750 een half jaar voor de Rede van Texel en vaart op 4 december de Noordzee op naar Curaçao. Na 14 dagen krijgt kok Claas Pietersz een ongeluk aan boord en kan zijn rechterhand niet meer gebruiken, mede door het verband dat de chirurgijn aanbrengt. De kapitein maakt hem enkele dagen later matroos en zet in zijn plaats een andere, de neef van de opperstuurman. Na terugkeer gaan Cornelis en vier andere zeelieden van boord, om op 10 september 1752 voor een Amsterdamse notaris te getuigen. Op verzoek van de ontslagen kok getuigen zij dat hij in de eerste zes maanden plus 14 dagen van ordentelijk gedrag was, zijn vak zeer wel verstond, over zijn eten niet werd geklaagd en hij tijdens het ongeluk nuchter en aan het werk was. Op verzoek van de kapitein spreken die opperstuurman en vier anderen aan boord bij een andere notaris vier dagen later over die getuigenis zeer veel verwondering uit, omdat de kok papperige gort en verbrande of bedorven witte erwten voorschotelde en omdat uitgerekend Cornelis de grootste klager was. (1)

Vrouwen

In Nederland wonen in de achttiende eeuw drie uit het buitenland komende vrouwelijke naamgenoten. Omdat zij onbekende vaders hebben en hun kinderen de naam van hun echtgenoten krijgen, worden zij alleen aangestipt:

    • Maria Catharina is in 1732 geboren in Detmold, 150 km oostelijk van de Nederlandse grens. Via Nunspeet komt zij in 1754 naar Harderwijk als dienstmeid bij burgemeester en woont aan de Herengracht in Amsterdam als zij in de Westerkerk in ondertrouw gaat met kleermaker Jan Heymens. De trouwerij is op 7 mei 1758 in Elspeet bij de schoonvader en het gezin met veel kinderen en kleinkinderen strijkt neer in Harderwijk. (2)
    • Anna Catharina krijgt in 1756 in Den Haag een dochter bij Johannes Knol. (3)
    • Elizabeth laat in 1783 in Utrecht haar dochter bij Arie Hoveling rooms-katholiek dopen. (4)

Omgekeerd

Naamgenoten vormen in de Zweedse tijd een gezin in Stralsund. Zij reizen weliswaar niet naar Nederland, maar Hollanders komen omgekeerd wel ongenood bij hen op bezoek:

    • Johann Caspar is huzaar in het Zweedse leger, trouwt in Simrishamn en krijgt daar twee zonen, die gezamenlijk in 1807 weerstand bieden aan een Hollands-Franse belegering en bezetting van hun woonplaats Stralsund. Na de bevrijding leven zij in Greifswald.

Terug   ***   Verder

1. Stadsarchief Amsterdam (SA), 5057 Notariële Archieven, Inv 12584, no. 268 en Inv 12810, no. 583.
2. SA, 5001 Ondertrouw, Inv 601, fol 359.
3. Stadsarchief Rotterdam, 999-09 Overlijden, Inv 1841, fol 98v.
4. Utrechts Archief, 711 Dopen RK Abstede en Tollesteeg, Inv 48, fol 173.