In de Inleiding is uitgelegd dat de directe aanleiding tot het nieuwe onderzoek het uitruimen van de studeerkamer van Govert was, kort na diens overlijden op 28 januari 1978. In een kast vol fotoalbums en schoolarchieven lag op de bovenste plank materiaal aan over de familiegeschiedenis. Govert had met zijn zonen wel eens over de afkomst van Zweedse adel gesproken en tijdens een vakantie in Zweden de wapenplaat in Stockholm laten zien, maar dat hadden meer Von Meijenfeldt-gezinnen gedaan. Deze bewuste plank onthulde een stapel brieven en aantekeningen uit de periode 1934-1939 en vooral ook een stapel originele familiestukken uit het begin van de negentiende eeuw. Dat gaf de doorslag om een heuse speurtocht op touw te zetten.
In de jaren 1983, 1988 en 1992 onderneemt Hugo een studiereis.
Samen met vrouw Saskia gaat Hugo van zaterdag 27 augustus tot en met zondag 11 september 1983 naar Zweden en West-Duitsland (BRD). Zij bezoeken de landgoederen Stora Sundby (za 27/08), Öja kerk (zo 28/08), Östanå (vr 02/09), Hornsberg (vr 09/09), Ugerup en Vittskövle (zo 11/09). In de hoofdstad Stockholm vinden zij informatie in het Riksarkivet en de Kungliga Biblioteket, terwijl zij in het Riddarhuset twee foto’s van de wapenplaten bestellen en twee zegelafdrukken krijgen (tussen 28/08 en 09/09). In Limburg a/d Lahn doorzoeken zij materiaal bij de Historischen Kommission für Pommern (na 11/09).
Bij de Öja kerk vraagt hij zich – naar later blijkt onterecht – af of de laatste graaf Von Meijerfeldt daar begraven ligt. Hij ziet een stokoude man het grind aanharken en merkt na een vraag in het Engels door de onbegrijpende blik dat dit de eerste keer zal worden dat hij iets in het Zweeds moet gaan zeggen. Hij stamelt “Hälsingar höggradigt gubbe, nyligen fick jag upp ur grefve Meijerfeldt grav ock fick gå förlorade.” Met wijd opengesperde ogen luistert de man naar de woorden, wordt lijkbleek, draait zich om en zet het op een drafje. “Wat heb je hem in hemelsnaam gezegd?” vraagt Saskia. “Zoiets als: goedendag geachte heer, ik ben op zoek naar het graf van graaf Meijerfeldt maar kan het niet vinden.” Verbaasd over het voorval pakt hij die avond het woordenboek uit 1932 van zijn vader Govert er eens bij. “Ik geloof dat ik de doodsangst van de tuinman begrijp” zegt Hugo, “Ik heb gezegd: Gegroet hoogeerwaarde grijsaard, zojuist ben ik opgestaan uit het graf van graaf Meijerfeldt en ben de weg kwijt.”
Met broer Frank gaat Hugo van vrijdag 3 juni t/m zaterdag 18 juni 1988 een week naar Zweden en een week naar het dan communistische Oost-Duitsland (DDR). In Zweden doen zij onderzoek in het Rijksarchief en de Koninklijke Bibliotheek (8 juni). Na de oversteek Trelleborg-Sassnitz besteden zij de helft van hun tijd aan formaliteiten en een ander belangrijk deel op de camping. Zij trekken daar veel bekijks van de plaatselijke jeugd met hun pneumatisch geveerde Citroën GSA, waarin een rondje wordt gereden, maar dat wordt abrupt afgebroken door de Grüne Polizei.
Zij worden uitgenodigd het Europese Kampioenschap voetbal op de televisie mee te kijken; de sfeer wordt erg grimmig als West-Duitsland door Nederland wordt verslagen, maar zij zijn de grote helden als de Sovjet-Unie in de finale met 2-0 onderuit gaat.
Er blijft toch nog tijd over voor onderzoek bij het Stadsarchief en het Pfarrambt Glewitz. Spannend is een illegale tocht in de Trabant van en met pastor Gerhard Torkler naar het landgoed Medrow, dat juist buiten het gebied van het verkregen visum ligt.
Vrijdag 19 juni t/m zaterdag 27 juni 1992 reizen Hugo en Frank opnieuw naar Pommeren om het Stadsarchief Stralsund te bezoeken (23/06), om naar de centrale kerkarchieven in Berlijn (24/06) en Schwerin (25 /06) te reizen, maar vooral als genodigden bij de plechtige heropening van de St. Andreaskerk (21/06). Minister Angela Merkel – de latere Duitse Bondskanselier – speldt Klaus-Jürgen Bergemann als eerste ex-DDR-burger het Bundesverdienstkreuz op vanwege het behoud en restauratie van het kerkje.