De landelijk bekendste telg van de familie is Chiel von Meijenfeldt. Hij staat bekend als “De Rode Generaal”. In de periode 1970-1990 staat hij regelmatig in de krant of komt voor de televisie vanwege zijn bezwaren tegen de inzet van atoomwapens op middellange afstand. Zelfs 15 jaar na zijn dood zijn er nog heftige discussies over de vraag of hij daarmee de communisten in de kaart speelde.
Met de doopnamen Michiel Hermann (Nk.53) wordt hij op 4 januari 1923 in Rotterdam geboren als derde zoon van architect Hylke Roelof von Meijenfeldt (1891-1935) en Louise Gesina Westerhoff (1892-1964). Zijn oudere broers zijn Frits (accountant, wethouder in Groningen en Eerste Kamerlid) en diens compagnon Wim. Hij heeft ook nog een jongere zus Anna.
“Ik denk nog altijd met veel plezier terug aan mijn jeugd, doorgebracht in een stille, eenvoudige wijk op de linker Maasoever, aan de rand van de stad”, schrijft Chiel als openingszin in één van zijn boeken. (1) Het streng gereformeerde gezin woont daar als in 1935 zijn vader overlijdt. In 1939 verhuist het gezin naar Voorburg. “Ik ben opgevoed met twee keer naar de kerk op zondag. Je zat altijd met de duvel in je broek hè.” (2) Hij doet bij de gereformeerde knapenvereniging vaardigheid op in het spreken en betogen. Daar debatteert hij al vroeg over de vraag of een christen geweld mag gebruiken of niet. Hij zou voorbestemd geweest zijn om dominee te worden, maar door de wekker van het toelatingsexamen Gymnasium zijn heen geslapen. Er wordt ook gezegd dat zijn moeder voorvoelde dat de Hogere Burger School beter bij hem paste.
Chiel is 17 jaar als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Hij doet eerst in 1942 eindexamen HBS-B en rolt daarna de Ondergrondse in op het moment de Duitse bezetting zich na een jaar verhardt. Later wordt hij actief in de Binnenlandse Strijdkrachten en krijgt een Engelse opleiding tot reserve-officier. Als de Canadezen begin mei 1945 Voorburg binnenrijden, staat hij in de blauwe overall van de BS de bevrijders op te wachten, stengun op de borst.
Hij zou ook wel eens vaag aan zee hebben gedacht, maar de vaderlandsliefde en het oud-Indië-ideaal dat zijn gereformeerde achtergrond er bij hem heeft ingehamerd, brengt hem er toe zich na de bevrijding als oorlogsvrijwilliger bij de Koninklijke Landmacht aan te melden. In 1948 wordt hij benoemd tot luitenant der infanterie en ingelijfd bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 blijft hij nog een paar jaar in Indonesië om het leger daar te helpen opbouwen. Later zegt hij daar de orthodoxie van zijn geloof en de westerse cultuur te hebben leren relativeren.
Chiel trouwt op Kresek, Tangerang op 21 maart 1949 Cornelia Klazina (Cora) Gloude (geboren Schiedam 16 maart 1924). Een dochter Loes wordt in 1952 in Bandung geboren. In Nederland groeit het gezin in Harderwijk snel met Elleke (1954), Chiel (1957), Lies (1960) en Tom (1960).
Eenmaal terug in Nederland blijft hij in het leger en wordt in 1953 pelotonscommandant bij de landmacht. Vanaf 1955 heeft Chiel diverse troepen- en staffuncties, waaronder instructeur op de School reserve-officieren infanterie. Hij krijgt toegang tot de Hogere Krijgsschool en studeert daar met de hoogste resultaten af. In 1964 wordt Chiel adjudant van Staatssecretaris Haex van Defensie. Hij krijgt enkele Amerikaanse general staff colleges. In 1967 wordt hij onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje Nassau en krijgt samen met registeraccountant Volten opdracht het leger te rationaliseren, vooral in verband met de hoge personeelskosten. Zij stellen voor minder parate eenheden en meer te mobiliseren eenheden aan te houden. De commandanten van het Legercorps slaan groot alarm en Volten verlaat uiteindelijk het leger voor een succesvolle loopbaan als registeraccountant.
Met Volten is Chiel ook militair gaan nadenken over de strategie van de flexible response, de vraag over het eerste gebruik van kernwapens en de inrichting van een kernwapenvrije zone in Europa. Bij gelijkwaardige partijen is een no first use-verklaring de enige intelligente handeling. Door Harvard-civilisten als Kissinger werd alleen nagedacht over de voorkoming van oorlog door dreiging met massavernietiging, maar niet over de gevolgen als het misging. Nadat hij er net niet in geslaagd is dit idee in het programma van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) te krijgen, kan Chiel zijn ideeën toch uitwerken als hij in 1970 directeur wordt van het Studiecentrum voor Militair Leiderschap.
In de legerleiding blijft het conflict tussen de generale staf en de leiding van het legercorps voortwoekeren. Chiel zegt voor de televisie dat hij niet uitsluit dat de hoofdrolspelers worden afgeluisterd. Dit vormt voor de nieuwe minister De Koster (VVD) een mooie aanleiding hem in 1972 als straf over te plaatsten naar een troepenfunctie: luitenant-kolonel en plv. commandant Pantserinfanteriebrigade Oirschot.
In de pers is het vooral Telegraaf-journalist H.F. van Loon die op het fenomeen Von Meijenfeldt duikt. Enerzijds komt hij tot de conclusie dat Chiel een verrader moet zijn, omdat hij tégen een uitgangspunt van de westelijke alliantie is, te weten kernwapens, omdat hij tot de linkervleugel van de ARP behoort en lid is van het Interkerkelijk Vredesbeberaad (IKV, met de slogan “alle kernwapens de wereld uit, te beginnen uit Nederland”). Anderzijds onderkent hij dat Chiel een conservatief, gedisciplineerd en loyaal militair is, géén pacifist, vóór de dienstplicht (vanwege de maatschappelijk integratie van het leger) en tegen verdere bezuinigingen op het leger.
Druk vanuit de Tweede Kamer zorgt er voor dat Chiel naar Den Haag wordt teruggehaald. Staatssecretaris Stemerdink (PvdA) draagt hem bij zijn Minister Vredeling (ook PvdA) voor als de nieuwe gouverneur van de Koninklijke Militaire Academie: “Kort na mijn bezoek aan Von Meyenfeldt kwam de landmacht met haar voorstel en ik heb Vredeling toen uiteengezet waarom ik vond dat Von Meyenfeldt het moest worden en niet de voorgestelde kandidaat. Vredeling herkende uiteraard onmiddellijk het licht provocerende element (…)” (3) Hij wordt half 1976 benoemd in de rang van generaal-majoor, met overslaan van de rang brigade-generaal.
Bij de KMA verandert Chiel de elitaire bataljonsdiensten, met het argument dat alle cadetten medeverantwoordelijkheid moeten leren te dragen voor hun toekomstige officiersfunctie. Hij gaat op de Academie in Breda (Kasteelplein 10) wonen. Na een periode van argwaan maakt hij zich geliefd. Hij is een voorstander van liberalisering van de strenge leefregels en geeft de cadetten vanaf het tweede studiejaar onder meer de mogelijkheid om tot diep in de nacht in de stad te gaan stappen. “Ik ben best bereid een oogje dicht te knijpen […] De KMA is een open instituut.” (4) Ook zoekt hij hun gezelschap regelmatig op. Daarmee zet hij een trend. In de jaren tachtig erkent men dat het traditionele internaatssysteem zich heeft overleefd.
Eind 1977 overlijdt de vrouw van Chiel na een langdurige ziekte. Een half jaar later trouwt hij met Isole Hild, een medewerkster op de KMA. Binnen de KMA bereikt de roddel natuurlijk een hoogtepunt, maar Chiel zegt: “Daar heb ik weinig antenne voor”. (5) Hij krijgt bij zijn nieuwe vrouw nog twee kinderen: Frederike (1979) en Carl-Alexander (1985).
Op 31 maart 1980 wijdt een columnist (Robert Moss) van de Britse tabloid Daily Telegraph aandacht aan de kritiek op kernwapens en het pleidooi voor eenzijdige ontwapening aan de Nederlandse officiersopleiding KMA. De Telegraaf weet er meer van, want drukt de column dezelfde dag nog geheel vertaald af. Een maand later schrijft Van Loon er weer een artikel over, maar daarin krijgt Chiel wel netjes een weerwoord, waarbij hij enerzijds zijn standpunten niet verloochent, maar anderzijds het effect op de cadetten relativeert (hij was immers geen docent). Ook is zijn politieke rugdekking verdwenen sinds het CDA/VVD-kabinet-Van Agt. De Directie Algemene Beleidszaken geeft hem in zijn advies aan de Minister van Defensie ‘het voordeel van de twijfel’. Actie tegen Von Meijenfeldt zou bovendien ‘enig politiek rumoer hebben gegeven’.
Half 1980 neemt Chiel afscheid van het leger. Hij wordt onderscheiden als ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. (6)
Over zijn KMA-tijd staat in zijn in memoriam:
“Hij was niet zo maar een generaal. Hij haalde regelmatig de pers met zijn uitgesproken, consequente visie op de functie van de krijgsmacht en op kernbewapening. Ook zijn overlijden was aanleiding tot publiciteit; hij bleef tot het laatste toe actief en was bepaald nog niet vergeten. In 1976 werd hij door minister van defensie Vredeling tot Gouverneur van de KMA ”gebombardeerd” (Trouw, 27-11-1990). Zijn komst had hij reeds aangekondigd door een brochure ”Een visie op de KMA-opleiding”, die op ruime schaal binnen de KMA was verspreid. Niet alleen bevatte die brochure een visie, von Meijenfeldt had er ook een en liet dat blijken. Wat de vormgeving van die visie betrof, was hij soms consequent – tot vreugde van sommigen en tot afkeer van anderen – en soms ook niet (”ik heb sinds gisteren mijn beleid veranderd”), tot wanhoop van iedereen en tot stil plezier van von Meijenfeldt om de verwarring die hij had gesticht. Een plezier, dat ook merkbaar was bij het optuigen van de kermis ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de KMA. Eindoordeel van iedereen: op von Meijenfeldt kun je aan.
Visie, overtuiging en gezag. Zo iemand moet veel te vertellen hebben. Dat had von Meijenfeldt ook, maar hij kon ook luisteren. Dat bleek bij zijn vele informele bezoeken aan werkplaatsen, bureaus, keukens en laboratoria. Weinig gouverneurs zullen de KMA en de mensen daarin – zo goed gekend hebben als hij. Zijn denkbeelden waren bekend en dat was genoeg. De vrees van de buitenwereld dat hij cadetten zou trachten te indoctrineren was totaal ongegrond. Dat volgde, vermoed ik, voor een groot deel uit een van zijn meest kenmerkende eigenschappen: de overtuiging dat ieder mens in staat moet zijn tot eigen oordeelsvorming en tot het dragen van eigen verantwoordelijkheid en dat hij dan ook in overeenstemming daarmee moet worden behandeld. In die geest ging von Meijenfeldt ook om met cadetten en gaf hij hen de ruimte. Tijdens de bataljonsoefening van 1980 op een slapende vliegbasis lazen hij en wij op een publicatie wanneer en door wie hij zou worden opgevolgd. Dat wisten wij dan ook weer. Korte tijd later de commando overdracht en de 34-ste gouverneur was gegaan. Nu is hij echt gegaan, in de zekerheid van zijn bestemming. Rust hij daar nu in vrede? Van rusten ben ik niet zo zeker, maar de vrede die nu zijn deel is, zal hem met voldoening vervullen. Zijn heengaan brengt hem plotseling weer scherp terug in onze herinnering en maakt ons ook bedroefd, want hij was wel een bijzonder mens. Ongetwijfeld ook een bijzondere man en vader, die een moeilijk te vullen leegte achterlaat. Isolde von Meijenfeldt – die velen van ons ook nog kennen – en kinderen, mogen wij met onze gevoelens van deelneming en weemoedige herinnering iets aan het vullen leegte doen. Chiel von Meijenfeldt, bedankt… en geniet van de vrede. – Marc Schrafelaar.”
Kort daarop ontwerpt hij voor een conferentie van de Verenigde Naties in Parijs op verzoek van de Christelijke Werkgroep Kairos een defensieplan voor het toekomstige Namibië. In de Nederlandse pers komt te staan dat hij het krijgsplan voor het toenmalige bevrijdingsleger Swapo heeft gemaakt. De columnist B. Lulofs van de Telegraaf noemde zijn advieswerk “liederlijke lafheid die het brein achter de grote misdaad kenmerkt”. Hij doelt op bazen van goksyndicaten, heroïnelijnen en terreurorganisaties, die zich er achter verschuilen dat zij alleen maar plannen hebben gemaakt. “De Von Meyenfeldts wassen hun (bloed)handen altijd in onschuld.” In dit geval zou het gaan om een terreurgroep die mensen als beesten afslacht van een “bevriende mogendheid” (waarmee hij doelt op het toenmalige blanke apartheidsregime in Zuid-Afrika).
J.J. Voskuil gaat in zijn roman “Requiem voor een vriend” (2002) ook op deze kwestie in. Hij voert daarin een correspondentie met zijn “gekke vriend” Jan Breugelman, die zich schuldig maakt aan “paranoïde gescheld” en voor de persoonlijke aanval kiest. Als hij het al te bont heeft gemaakt schrijft hij snel dat het maar een grapje was.
Enkele van die scheldzinnen op de pagina’s 317-328 van het boek zijn: “Hebt jelui al eens een portret van deze Herr General gezien: zo iets tegelijk doms en arrogants zag je van je leven nog niet. Wat een kostelijke naam, hè: von Me(a)ijenfeldt. Duits, denk ik, voor MAAIVELD. Maar als ik aan de macht kom, volsta ik met Veenhuizen. Zo ben ik ook wel weer, met mijn gristelijke mombakkes voor!” De repliek van Voskuil’s vrouw Lous dat het moedig is dat Von Meijenfeldt zich in zijn positie aan de kant van Mandela schaart ontlokt een nieuwe tirade: “Ik heb deze gereformeerde hypocriete rotzakken in dienst in menigte gekend, toentertijd waren ze voor Rijkseenheid etc., net als Aantjes, en rosten ze graag Indonesiërs af. Nu Zuidafrikanen, natuurlijk: zoals de gristelijke wind waait, waait hun jasje.” Uiteindelijk draait hij wat bij: “Die Von M. is binnen dat hypersaaie Nederlandse offcierencorps inderdaad een vrij originele figuur (…)”.
Binnen de ARP is Chiel lid van de kritische Groep van Tachtig, die niet meegaat met de fusie naar het Christen-Democratisch Appèl. Chiel is enige tijd de tweede man in de nieuwe Evangelische Volkspartij. De afdelingen willen hem lijsttrekker maken, maar hij geeft er in 1985 zelf de voorkeur aan lijstduwer te worden. Hij sluit zich later aan bij Groen Links.
Chiel leest en schrijft veel. In zijn actieve dienst schrijft hij vooral korte artikelen, vanaf zijn pensioen diverse boeken. In 1981 verschijnt Kernontwapening. Utopie of realiteit?. Hij kan zijn uitgever er nog van afhouden hem het eerste exemplaar aan NAVO-secretaris-generaal Luns te laten aanbieden; deze heeft een zodanige hekel aan de opvattingen van Chiel, dat hij zou weigeren het woord “von” voor diens achternaam uit te spreken.
In 1982 verschijnt In dienst. Wat Nu? Actuele informatie voor aanstaande militairen, in 1984 Het vijandsbeeld. Anders denken over politiek, bewapening en vrede en in 1985 Bewapening en veiligheid. Kritische herbezinning op de militaire krachtsverhoudingen tussen oost en west en de politieke rol van wapens.
Naast zijn binnenlandse politieke werk en zijn schrijverschap, ontplooit Chiel vanaf 1980 ook internationale activiteiten. Hij wordt vooral gedreven door zijn militair-strategische analyse, dat het NAVO-besluit tot plaatsing van kruisraketten de veiligheid in Europa onmiddellijk in gevaar brengt. De veilige afschrikking die een allesvernietigende kernoorlog sinds de Tweede Wereldoorlog heeft geboden zou in zijn visie teniet worden gedaan als tegenover het conventionele overwicht van het Warschau Pact een kleinschalig kernwapenantwoord en daarmee de verbindingsschakel naar een totale kernoorlog zou worden gezet,
Om zijn boodschap uit te dragen bewandelt Chiel twee hem vertrouwde wegen: de kerkelijke en de militaire. De kerkelijke weg loopt via zijn invloedrijke positie binnen de Gereformeerde kerken en het IKV. In 1980 neemt hij al deel aan het Krefelder Appèl en daar worden ook de eerste Oost-Duitse contacten gelegd, hetgeen leidt tot een bezoek aan Dresden het jaar daarop. De militaire weg loopt langs de formatie van de “Generals for Peace and Disarmament”. Chiel had meegewerkt aan een boek van de Duitse generaal Bastian, die vanwege zijn ideeën uit het leger ontslag had genomen, Bondsdaglid voor de Groenen werd en later in 1992 zelfmoord met partner en eerste vrouw van de Groenen Petra Kelly pleegde. Met de andere gepensioneerde generaals Antoine Sanguinetti (admiraal Frankrijk), Nino Pasti (NAVO-commandant, senator Italië), Christie (Noorwegen), Michael Harbottle (Britse brigadier), Costa da Gomes (ex-president Portugal) en Koumanakos (Griekenland) tekenen zij een manifest in Den Haag op 29 november 1981. De groep pleit voor een non-first-strike verklaring en uiteindelijk voor ontmanteling van het nucleaire arsenaal. Ook ontwerpen zij een kernwapenvrije zone dwars door Midden-Europa.
Chiel onderneemt nog de nodige reizen om generaals binnen het Warschau Pact aan zijn groep toe te voegen. In de Sovjet-Unie praat hij onder andere met generaal Yevgeni Nozhin, een geestverwant van de toenmalige president Gorbatchov. In 1984 gaat hij weer naar Oost-Duitsland; terwijl voor zijn vrouw en 5-jarige dochter Frederike een programma wordt verzorgd, slaagt hij er niet in een generaal te spreken te krijgen. Op 22 december 1985 laat hij zijn zoon Carl-Alexander dopen in de Französischen Kirche van Oost-Berlijn. Een dag later krijgt hij tijdens een diner in het Palasthotel de vredesmedaille van de DDR opgespeld. Met de andere generaals maakt Chiel op 19 september 1986 in Oost-Berlijn de première mee van de film ‘De generaals’ van het filmbedrijf Defa. Op 8 augustus 1987 is hij op uitnodiging van president Honecker met zijn gezin bij de viering van 750 jaar Berlijn. Ook schrijft hij artikelen voor DDR-bijeenkomsten (7) of laat zich interviewen door DDR-kranten.
Chiel von Meijenfeldt overlijdt in 1990 op 67-jarige leeftijd aan hepatitis. In zijn leven ontving hij de onderscheidingen Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Ridder in de Orde van Oranje-Nassau met de Zwaarden.
Chiel was een gezaghebbende woordvoerder van de ontwapeningsdialoog. In die tijd stond hij zeker niet alleen, noch binnen de strijdkrachten, noch binnen de kerken, noch binnen de politiek. Dat neemt niet weg dat hij tegenkrachten opriep, in de eerste plaats bij degenen die alleen in afschrikking geloofden, maar in de tweede plaats ook binnen de vredesbeweging zelf, namelijk bij degenen die steun aan dissidenten en mensenrechten koppelden aan ontwapening. Beide bewegingen kritseerden hem – tot op de dag van vandaag – omdat hij via officiële kanalen opereerde.
De duidelijkste en vroegste representant van de eerste beweging was de Britse regering onder Thatcher. Deze was zeer ontstemd over de activiteiten van de groep generaals en zag hen als verlengstuk van de Sovjet-propaganda. Een uitnodiging van het Britse Ministerie van Defensie aan Chiel in 1983 werd op het laatste nippertje ingetrokken. Hem werd vooral verbondenheid met de door de communisten opgezette World Peace Council kwalijk genomen, omdat hij in het WPC journaal zou hebben gezegd: “the foreign strategy of the United States is aimed at reclaiming its position of strength and returning to its old plans of world domination”. (8) In Nederland ziet de journalist Emerson Vermaat zich als de eerste criticus van Von Meijenfeldt. Hij wijst op zijn publicaties in Ons Leger, waarin hij onder andere schreef dat Chiel zich door de Bulgaren in Varna “uitgebreid liet entertainen”. (9)
De duidelijkste representanten van de tweede beweging waren IKV-secretaris Mient-Jan Faber en Pax Christi-secretaris Jan ter Laak. Zij en uiteindelijk ook hun organisaties vonden dat mensenrechten onlosmakelijk in de vredesbeweging thuishoorden en verloren uiteindelijk hun belangstelling voor de kernwapens. De groep rond Von Meijenfeldt verweet hen dit, en ook dat van ontwapening niets terecht dreigde te komen door hun extra voorwaarden. Omgekeerd kreeg de groep rond Von Meijenfeldt het verwijt officiële contacten te onderhouden in plaats van dissidenten en oppositionele groepen (zoals Solidariteit in Polen en Charta ’77 in Tsjecho-Slowakije) te stimuleren.
Wie van deze drie bewegingen heeft gelijk? Na de val van de muur is gesproken van het gelijk van rechts, is ook de steun aan dissidenten als cruciaal erkend, maar zijn ook de ontwapeningsinitiatieven genoemd. Iedereen kan dus met recht beweren het gelijk aan zijn zijde te hebben gehad. Chiel was tot zijn dood overtuigd van de juistheid van zijn lijn, omdat al in 1987 de grote doorbraak werd bereikt met het INF-verdrag tussen Gorbatsjov en Reagan. Twee jaar later viel de muur.
De groep rond Von Meijenfeldt wordt tot op de dag van vandaag door beide andere bewegingen in een kwaad daglicht gesteld, met name geïnspireerd door onderzoeken in het archief van de Oost-Duitse geheime dienst Stasi. Jochen Staadt ‘onthult’ in april 2001 dat de generaalsfilm met DDR-geld gerealiseerd werd: ,,Daarmee waren zij meer dan alleen nuttige idioten in een propagandaslag.” (10) De Utrechtse historica Beatrice de Graaf beweert in haar proefschrift over de DDR, de Nederlandse kerken en de vredesbeweging dat Chiel geheim zou hebben gehouden, dat hij de Oost-Europese reizen met vrouw en kinderen ondernam en dat hij onderscheidingen kreeg. Zij beschrijft hoe de Stasi hem gebruikte als informatiekanaal. (11) Na het beweerde ‘gelijk van rechts’ leidt het boek tot een publicitaire golf om het ‘gelijk van de dissidentenbeweging’ te claimen en de aanval op de officiële vredesbeweging nieuw leven in te blazen.
Opvallend is dat de verdedigers van Von Meijenfeldt de feiten van Staadt en De Graaf niet weerspreken, maar zich slechts afvragen wat de nieuwswaarde is. Het was destijds algemeen bekend dat Chiel uit zichzelf – net als Mient-Jan Faber trouwens – pleitte voor eenzijdige nucleaire ontwapening. Het hogere doel van de veiligheid in Europa had als onvermijdelijk gevolg contacten met de vijand, welke de beide andere bewegingen nu eenmaal om geheel uiteenlopende redenen principieel van de hand wezen. De ex-chef van de Stasi Werner Grossmann ging er van uit dat Chiel heel wel wist dat SED en Stasi die boodschap politiek en financieel stimuleerden. (12) Het zou een fout geweest zijn als hij zou hebben gepoogd Chiel als ‘informele medewerker’ te werven, vanwege de kans dat hij ‘nee’ zou zeggen en hij dat in de openbaarheid zou brengen. Cor Ofman (voormalig EVP-voorzitter) zegt zelfs dat Chiel in wezen de DDR voor zíjn karretje spande door zijn verhaal te laten afdrukken en verfilmen. De historicus Jan de Bas, die een proefschrift schreef over de EVP, meent dat de wat naïeve aanpak van Chiel niet afdoet aan de oprechte pogingen vrede vanuit het militaire apparaat te bewerkstelligen. (12) En de IKON-columnist ds. Bram Grandia schrijft: “Tot die tijd denk ik met veel respect aan die moedige en eigenzinnige generaal voor de vrede Chiel von Meijenfeldt die zijn nek uitstak, heel goed wist dat die uitgestoken nek goed viel bij de regering van de DDR, maar om die reden zijn nek niet introk.”
Chiel verdedigde zich niet en trok zeker niet van leer tegen zijn aanvallers van de andere twee bewegingen. Jan ter Laak blijft hem als zijn tegenstander zien, maar Mient-Jan Faber beweert dat hij van Chiel op dienst sterfbed zelfs de egards van zijn gelijk in de strijd om de mensenrechten kreeg en dat zij als vrienden scheidden.
1. Het vijandsbeeld. Anders denken over politiek, bewapening en vrede, Ede 1984, blz. 6.
2. Haagse Courant 15-11-1980, “M.H. von Meijenfeldt, de generaal. Uitgetekend”.
3. B. Stemerdink, “Jonkers. 170 jaar Koninklijke Militaire Academie”, 1998, pag. 189.
4. P. Groen en W. Klinkert (red.), “Studeren in uniform. 175 jaar Koninklijke Militaire Academie 1828-2003”, Den Haag 2003, pag. 424.
5. NRC Handelsblad 15-11-1980.
6. Kanselarij der Nederlandse Orden, Staatscourant 1980, 138, Gedecoreerden.
7.“Für einen atomwaffenfreien Korridor in Mitteleuropa – Grundlinien einer Friedensinitiative”, Hrg. Deutsche Friedensgesellschaft / Vereinigte Kriegsdienstgegner, Velbert 1987.
8. J. Lewis, Daily Telegraph, 25 september 1984. J. Lewis, “Fellow-travelling generals re-emerge”, FreedomToday, 04-1991.
9. “Gegniffeld”, Trouw Opinie 11=04-2001. Uitgebreider “The strange phenomenon of the «generals for peace»”, Strategic Review, Spring 1986, pag. 50-59.
10. Frankfurter Algemene Zeitung, 07-04-2001.
11. B. de Graaf, “Over de muur. De DDR, de Nederlandse kerken en de vredesbeweging”, Utrecht 2004, pag. 111-114 en 227-228.
12. VPRO-radio “Onvoltooid Verleden Tijd”, 19-12-2004.
13. “Von Meijenfeldt was geen foute man, hooguit wat naïef”, Trouw Opinie 11-04-2001.