2.5.4. Moeder overlijdt

Carl von Meijenfeldt weet vrij snel achter elkaar twee promoties te maken. In 1855 is zijn aanstelling tot schilder en schrijver bij de Tweede Meesterknecht A. van der Sluis. Op 24 augustus 1857 is zijn benoeming tot aannemer in de houthavens van Amsterdam.

Nel bevalt op 3 april 1856 voor de zesde keer. Na haar twee vroeg overleden dochters in Rotterdam krijgt zij weer een dochter, die vernoemd wordt naar haar grootmoeder: Catharina Margaretha (Cato). De familie is net als lidmaat van de Evangelisch-Lutherse Gemeente bijgeschreven uit het Amsterdamse Bevolkingsregister, maar Carl twijfelt. Dominee Lagers is overleden, terwijl Lentz de confessionele richting is toegedaan. Carl hecht aan belijdenis en kerkorde, zoals bij de Afscheiding van de Hervormde staatskerk uit 1834. De Koning staat deze kerk niet toe een soortgelijke naam te voeren en laat halsstarrige dominees beboeten of zelfs vastzetten. Reden voor Carl om de doop van Cato nog even uit te stellen. Op 1 september 1857 komt een vierde zoon, die de namen zijn overleden grootvader krijgt: Johan August (Jan). Ook hij blijft voorlopig ongedoopt. Hendrik en Carl zouden volgens de familieoverlevering enige tijd Vrijmet­selaar zijn geweest,  maar de loges worden in die tijd vooral door de elite bevolkt.

Wilhelmina Augusta verliest op 11 november 1857 haar 27-jarige dochter Johanna Susanna van Paddenburg. Omdat haar kleinzoon en kleindochter ook vroeg overlijden is zij zeven jaar later geen grootmoeder meer. In 1858 verhuist zij met man en twee zoons naar de Dirk van Hasseltsteeg 616. Zoon Willem Gerrit is boekbinder, schrijft zich dat jaar in voor de Nationale Militie, maar zal op 9 april 1862 op 22-jarige leeftijd overlijden. Die maand zal Wilhelmina Augusta met man verhuizen naar de Lijnbaansteeg 434, waar hun enig overgebleven zoon Arend Casper Franciscus de  “Boekhandel A.C.F. van Paddenburg” voert.

In Rotterdam overlijdt moeder Catharina Margaretha Pieploo op 74-jarige leeftijd op 25 januari 1858. Zij is 23 jaar weduwe van Johan August von Meijenfeldt geweest. Na vijf dagen vindt de uitvaart in de kerk plaats en vervolgens de begrafenis op Crooswijk. Er is geen familiegraf, moeder komt te liggen in een huurgraf, vierde klasse, rij 30. (1)

Jan en Nellie blijven wonen aan de Goudsche Singel, wijk 13, nr. 883. Met Nellie wordt steeds vergeetachtiger en geleidelijk “van haar verstand beroofd”. De mantelzorg komt neer op de schouders van Jan. (2)

Hendrik wordt op 1 april 1858 teruggeplaatst tot Commies der Vierde Klasse, hetgeen vooral financiële consequenties heeft. Op 15 januari van het jaar daarop wordt hij van Delft naar Rotterdam teruggeroepen. Daar krijgt hij op 30 december 1859 zijn oude rang terug.  Zij verhuizen daar 18 oktober naar de Mannenlaan 373d in wijk 13. Carl en Nel krijgen op 31 juli 1859 een dochter Petronella Wilhelmina. Twaalf jaar eerder leefde haar naamgenoot en zus langer dan zij, want zij  sterft al na zes weken op 10 september. 

Terug   ***   Verder

1. Overlijdensakte 258, Stadsarchief Rotterdam 999-09, Inv 1858A, fol 67. Begraafboek nr 211, SR 676, Inv 19, fol 110.
2. Brief van Hendrik aan Carl von Meijenfeldt, Dordrecht 19 november 1888.