Op 25 januari 1858 overlijdt Catharina Margaretha Pieploo, 23 jaar na haar echtgenoot Johan August von Meijenfeldt, net als hem in Rotterdam en 74 jaar oud. Haar zoons Jan, Hendrik en Carl en haar dochter Nel overleven haar. Vijf dagen later vinden de uitvaart en begrafenis plaats. Er is geen familiegraf. Moeder komt vierde klasse op Crooswijk in rij 30 in een huurgraf te liggen. Jan en Nel regelen de begrafenis en vertrekken uit de Goudsche Singel 883 naar de Hoogstraat in de binnenstad, waar zij een woning van de weduwe Canta huren voor 1,50 gulden per week. (1)
Hendrik wordt op 1 april 1858 om niet te achterhalen redenen teruggeplaatst tot Commies der Vierde Klasse, hetgeen vooral financiële consequenties heeft. Op 15 januari van het jaar daarop wordt hij van Schiedam naar Rotterdam teruggeroepen. Daar krijgt hij op 30 december 1859 zijn oude rang terug. Zij verhuizen 18 oktober naar de Mannenlaan 373d, wijk 13 in Rotterdam. Op 8 augustus 1860 volgt een bevordering tot Commies der Tweede Klasse en 16 september wordt de nieuwe standplaats Delfshaven, tegenwoordig ook een Rotterdamse wijk. (2)
Carl en Nel krijgen op 31 juli 1859 een dochter Petronella Wilhelmina. Twaalf jaar geleden leefde haar naamgenoot en zus langer dan zij, want zij sterft al na zes weken op 10 september. Op 1 januari 1860 begint Carl als bewaarder bij de Magazijnen. Bij ’s Konings Besluit van 29 juli 1860 nr. 64 wordt hij benoemd en per 1 augustus aangesteld tot Conserveerder van eiken- en andere houtwaren. Zijn jaarwedde bedraagt 1.000 gulden. In zijn eedaflegging zweert hij getrouwheid aan de koning, gehoorzaamheid aan de wetten, dat hij voor deze functie geen giften kreeg of zal aannemen, enz. Hij staat onder het directe bevel van de Magazijnmeester en is speciaal belast met de sortering, conservatie en afgifte van de verschillende houtwaren, waarbij hij van een eigen waarmerk gebruik maakt. Het gaat niet alleen om het aangevoerde en onder zijn beheer in de molen of op de werf te zagen ruwe hout, maar ook om het bij de scheepsbouw vrijkomende afvalhout, dat hij in bruikbaar, wrak en onbruikbaar moet sorteren. (3)
Halfzus Wilhelmina Augusta verliest op 9 april 1862 haar 22-jarige zoon Willem Gerrit van Paddenburg. Diezelfde maand verhuist zij met haar man naar Lijnbaansteeg 434, waar hun enig overgebleven zoon “Boekhandel A.C.F. van Paddenburg” voert.
In 1864 verhuizen Hendrik, Naatje en dochter Anna naar het Weenaplein 317 in wijk 17 van Rotterdam. Omdat Hendrik per 1 april 1866 is overgeplaatst naar Dordrecht, gaan zij daar op 30 april op de (Lange) Kromhout 61 wonen. (4)
Dochter Anna is inmiddels 14 jaar oud en volgt een opleiding tot modiste (kleermaakster, naaister) in de laatste en moeilijkste fase: het stoppen van wit linnen met wit zijdegaren. Zij komt onder de vleugels van de bijna 30-jarige Wilhelmina de Haas en woont vanaf 17 juli bij haar in de Westewagenstraat, weer in Rotterdam. Daartoe levert zij een prachtige proeve van bekwaamheid in, als ode aan haar overleden grootmoeder. (5)
‡ AHVM OUD 14 JAAR ‡ 1784
Linnen naailap 50 x 50 cm, stopvlakken in effen, keper en satijn bindingen,
geborduurd met goud, zilver, rood, blauw en groen garen
Achterop lijst: Stop en merk lap van de fam A.H. von Meyerfeld, fam van fam W.F. de Haas
Origineel Familiearchief
Op 24 augustus 1868 rondt Anna haar opleiding af en keert terug naar haar ouders in Dordrecht. (6)
Carl en Nel krijgen nog twee zonen in Amsterdam: Pieter op 2 januari 1862 en Hendrik Diederich op 16 juni 1864. In 1866 verhuist het hele gezin naar een meer definitieve locatie aan de Kattenburgergracht 530 (nu nummer 13). (7)
Kattenburgergracht 13, gebouwd 1663, Rijksmonument 2203
Gevel met houten pui, klokvormige rollagentop (XIX), twee oeils-de-boeuf
Sinds de geboorte van Cato in 1856 zijn de kinderen niet meer gedoopt. Carl neemt zijn tijd om van de Evangelisch-Lutherse Gemeente over te stappen naar de Christelijk-Gereformeerde. Hij neemt zijn ongedoopte kinderen tenslotte op 6 oktober 1867 mee voor de plechtigheid bij dominee P. van der Sluis in de Nieuwe Kerk. (8)
Na acht jaar als Conserveerder te werken wordt zijn betrekking bij Koninklijk Besluit van 1868 opgeheven. Carl is pas 53 jaar oud en kan nog elders aan de slag, maar toch wordt hij met eervol ontslagen op wachtgeld gezet. Het jaarlijkse inkomen voor het grote gezin halveert naar 500 gulden. (9)
1.
2.
3.
4.
5. Stadsarchief Amsterdam, BR 5000, Inv 1811, fol 112.
9. Bijlagen van het Verslag der Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1873-1874, bijlage L, pag. 409 en elk jaar daarna tot en met 1893-1894, pag. 683.