2.4.4. Kattenburg

In Amsterdam op het eiland Kattenburg woont Carl von Meijenfeldt met zijn gezin in de Kleine Kattenburgerstraat. Via één van de dwarsstraten kan hij doorsteken naar de Grote Kattenburgerstraat, aan de overkant waarvan een lange muur de Rijkswerf aan het gezicht onttrekt. Carl huurt de kelderverdieping, meestal een indicator voor kommervolle omstandigheden. Voor een Eerste Scheepstimmerman wekt dat verbazing, maar het eiland is druk bevolkt. Mogelijk is het de enig beschikbare woonruimte, zodat hij rustig naar een betere woning kan omzien.

Kleine Kattenburgerstraat, Amsterdam
Foto: Jacob Olie 1894

Het zoeken gaat niet rustig maar traag. Pas na bijna twee jaar in de vochtige kelder en de geboorte van de eerste echte Kattenburger in het gezin is de verhuizing in april 1852 naar lichtere en ruimere  kamers op de kop van de Kleine Kattenburgerstraat, om de hoek aan het Nieuwendammergrachtje (nu Mariniersplein). Eind dat jaar is er een mooie aanleiding om iedereen in Rotterdam terug te zien. Cornelia Hendrica Diederich, de jongste zus van Nel, trouwt met de Rotterdamse timmerman Pieter Kreber.

Vroeg in de morgen van 25 juli 1853 bevalt Nel thuis van een derde zoon. Twee dagen later doet Carl met twee scheepstimmermannen als getuige aangifte op het stadhuis. Hij geeft zijn zoon de namen Frederik Hendrik, vernoemd naar zijn twee broers. Dominee Lagers kan de doop niet verzorgen, omdat hij weer zwaar ziek te bed ligt en ruim een jaar later vlak na Kerst zal overlijden. Zijn ambtgenoot L.C. Lentz uit Emden valt voor hem in en verzorgt de doop thuis op 17 augustus.

Heel wat wijken verderop in Amsterdam woont halfzus Wilhelmina Augusta van Meijerfeldt met haar man Arendt van Paddenburg en kinderen. Zij verhuizen van de Geertruisteeg naar de Nieuwe Nieuwstraat 38. De kinderen hebben de lagere school doorlopen en vinden allerlei baantjes. Oudste zoon Johannes Nicolaas wordt barbier, maar sterft op 24-jarige leeftijd op 3 februari 1853, blijkens de advertentie na een lang en smartelijk lijden. Dochter Johanna Susanna baart enkele dagen later een kind, nadat zij zwanger is gemaakt door een huurder in hetzelfde huis, de vijf jaar oudere werkman Hendrik Franciscus Smit. Zij trouwen een half jaar later. Het hele gezelschap verhuist in december naar de Anjelierstraat 25 en het jaar daarop naar de Pijlsteeg 117.

In Rotterdam werkt broer Jan als meester timmerman. Hij heeft knechten en leerlingen in dienst. Op 20 oktober 1853 neem hij in één van de zalen van sociëteit de Harmonie deel aan een bijeenkomst.

Sociëteit de Harmonie, Rotterdam

Maar liefst 140 werkbazen uit verschillende vakken bespreken de duurte van de levensmiddelen voor het ambachtsvolk. Afgesproken wordt de komende winter vast te houden aan uitbetaling van het middelloon en in november geen tweede korting op het daggeld toe te passen. Bovendien wordt afgesproken de werktijden en lonen te verbeteren. Het gemeentebestuur stemt met deze sociale tegemoetkomingen in. (1)

Het verhaal van broer Hendrik verloopt opvallend gelijk aan dat van Carl. Hij verhuist met vrouw en dochter binnen Schiedam naar een nieuw adres op de Hoogstraat, wijk C, nummer 132, waar na een nieuwe zwangerschap op 25 oktober 1854 om 4:00 uur een zoon ter wereld komt. In die tijd is het niet ongebruikelijk een eerder overleden kind als het ware te doen herleven in de namen van een nieuwe geboren kind. Van de twee eerder overleden jongens valt de keuze niet op Johan August maar op de naam Hendrik Jacobus August. De inmiddels 44-jarige vader doet diezelfde dag nog aangifte op het stadhuis, met twee aanwezige ambtenaren als getuige. Hij heeft haast, want een benoeming van de Belastingdienst in Delft heeft hij al op zak. Het gezin gaat aansluitend naar het station Schiedam en daar de stoomtrein te nemen.

Gezicht op het Station en de BuitenWatersloot te Delft

Vanaf station Delft is het niet ver naar de nieuwe woning aan de Brabantse Turfmarkt, wijk 3, nummer 292. De doop van het zoontje vindt op zondag 26 november plaats door dominee A.H. Broens. Hij is Evangelisch-Luthers en zijn kerk ligt een eind verderop aan Noordeinde 4. En dat terwijl genoeg Nederduits Hervormde kerken dichtbij liggen. Ook van deze derde zoon wordt het gezin snel beroofd, al na 2½ maand, op 12 januari 1855. Een cholera epidemie waart door alle steden en is de waarschijnlijke oorzaak. Een collega van de Belastingdienst verzorgt de aangifte op het stadhuis.

In Amsterdam verhuist het gezin van Carl in april 1855 naar een ruimer huis, opnieuw in de Kleine Kattenburgerstraat. 

De vier huizen met vier percelen van Carls gezin op Kattenburg

Carl krijgt een aanstelling tot schilder en schrijver bij de tweede meesterknecht A. van der Sluis. De cholera epidemie kost in die tijd in Amsterdam 1100 levens. Daarna bevalt Nel op 3 april 1856 van een dochter. Zij krijgt de namen van grootmoeder Catharina Margaretha (Cato). Vroedvrouw Horskens helpt niet alleen bij de bevalling, maar verzorgt ook de aangifte op het stadhuis twee dagen later. Nels vader kon in Rotterdam nog gemakkelijk bij de doop getuigen toen de oudste zoon naar hem vernoemd werd,  maar nu is een treinreis voor Carls 72-jarige moeder naar Amsterdam wat veel van het goede.

Op 24 augustus 1857 wacht Carl een nieuwe benoeming. Hij wordt aannemer in de houthavens. Een week later op 1 september 1857 bevalt Nel van een vierde zoon. Net als zijn inmiddels overleden neefje krijgt hij de traditionele namen Johan August (Jan). Een dag later is de aangifte op het stadhuis. 

Terug   ***   Verder

1. Rotterdamse Courant, 25 oktober 1853, pag. 3.