Söfdeborg

Aan een meer 20 kilometer ten noorden van de meest zuidelijke Zweedse kustplaats Ystad in Skåne, ligt het kasteel Söfdeborg (Sövdeborg). Bij het kasteel horen uitgestrekte landerijen. Het landgoed is 2500 ha groot, met een tweede groot landhuis Ågerup er op en enkele veraf in Småland gelegen landerijen (Barnarp, Östra en Västra Tågarp en Gobrun). Dicht bij het kasteel ligt de Söfde Kyrka, waar de familie patronaat van was. Zie paragraaf 1.7.1. Oorlog in Pommeren.

Het U-vormige kasteel heeft een toren op de linkerhoek en een slotgracht voorlangs. Aan de overzijde zijn uitgebreide stallen gebouwd en een groot park omgrenst de gebouwen. De slotgracht komt uit in een meertje.

Sövdeborg

Reeds is 1180 wordt het landgoed Söfde genoemd, mogelijk afgeleid van “in slaap wiegen”. De aartsbisschop laat als eigenaar een burcht bouwen, die in de zestiende eeuw door brand wordt verwoest. Door de Reformatie valt het landgoed aan de Deense Kroon, die het in eigendom aan de Deense adel uitgeeft. In 1597 bouwt Fredrik Lange het huidige kasteel in een opvallend elegante Engelse stijl. Tussen 1639 en 1656 laat Otto Tageson Thott de belangrijkste verbeteringen aanbrengen. Onder leiding van zijn eerste vrouw Jytte Gyllenstierna worden enkele prachtige zalen gebouwd. In de eetzaal wordt het plafond gedurende enkele jaren door een groepje Italiaanse meesterbouwers gestuukt in bruiloftswit met diep reliëf (dankzij koeienhaar), waarop talloze klassieke voorstellingen staan afgebeeld. Aan de muur hangt een groot portret van een jonge Karel XII na de Slag bij Narva, vermoedelijk door Meijerfeldt daar gehangen. Boven de drie grote houten deuren van deze zaal zijn de wapens van de drie belangrijkste eigenaren aangebracht: Thott, Meijerfeldt en Piper. De Rode Salon ziet er totaal anders uit, met zeer barokke stoelen, tapijten en houtsnijwerk op het plafond. De tweede vrouw van Thott – Dorte Rosencrantz – laat de monumentale stallen aanleggen.

IMG_0360
Na de Zweedse overname van Skåne komt het kasteel in 1679 in bezit van de familie Ascheberg. In 1722 erft Margaretha von Ascheberg de helft van het kasteel en schenkt dat deel aan haar dochter Brita Barnekow. Haar man graaf Johan August Meijerfeldt sr koopt in 1735 de andere helft van Sofia Lovisa Soop, een andere kleindochter van Rutger von Ascheberg. Graaf Johan August sr verblijft veel op het kasteel en overlijdt er in 1749. Brita Barnekow houdt de eigendom tot haar dood in 1771, waarna het in handen komt van graaf Johan August Meijerfeldt jr, die het in 1763 al onderdeel had laten uitmaken van zijn huwelijksgift aan Louise Augusta Sparre.

IMG_0361Kadastrale tekeningen van Söfdeborg
anno 1729   anno 1781   (1)

De Meijerfeldts hebben geen betekenisvolle verbeteringen aan het kasteel gebracht. Wel hebben zij de economische productie van het land verhoogd, bijvoorbeeld door het aantrekken van enige honderden schapen en een herder voor de wolproductie en het grazen. (2) Toch is hun naam blijvend aan het kasteel verbonden door het bezoek van Linnaeus – de beroemde plantkundige en arts, die in de Nederlanden gestudeerd had – op 2 juli 1749. Hij constateert dat de hoge leeftijd het gebeente, de spraak en de zenuwen van Meijerfeldt heeft aangetast. Niettemin kan de graaf zich de enerverende tijd van meer dan 40 jaar daarvoor nog levendig herinneren. (3)


Deurportaal Söfdeborg (1731)
Gravenwapen, helmversiering, lofwerk Riddarhuset
Foto: Lester von Meijenfeldt (2003)

In 1788 verkoopt graaf Johan August jr het al behoorlijk vervallen kasteel aan de familie Piper, die een grondige restauratie laat uitvoeren. De huidige eigenaar Stiernswärd houdt het kasteel en landgoed in goede staat van onderhoud.

Landgoederen

1. Landmäteristyrelsens arkiv, Geometrisk Charta öfwer Söfdeborg Herregård belägen uti Hertigdömmet Skåne, Malmöhus Lähn, Färs Härad och Söfde Sockn Anno 1729, Anton Cöpinger, And: Wadman; Charta öfver Anlagde Planterings Hagar till Söfdeborgs Sätes=Gård Anno 1781, af Carl Gustaf Rubens.
2. Lunds Weckoblad 11-04-1867 en Göteborgs Handels- Och Sjöfartstidning 12-04-1867, “en af Skånes största possessionater, Fältmarskalken Grefwe Mejerfelt, som då äfwen egde gårdar i Tyskland, intagit någat hundrade af systnämde lands då egande medelsina får jemte en kunnig schäfer, och uppsatt en schäferi på sin egendom Söfdeborg.”
3. M. Stenbock, “Bref till Carl”, KKD XII, Lund 1918, pag. 280, voetnoot.
4. B. Stjernsvärd en A. Geijer, “Den Sergellska Mässhaken i Sövde Kyrka”, Nordiskas Museet och Skansens Årsbok 1948, pag. 115-130.