Meritförteckning van Johann August von Meijerfeldt jr
B. Steckzén, “Västerbottens Regementes Officerare till 1841. Biografiska Uppgifter Över Officerare Och Likställda Vid Västerbottensfännikan Och Västerbottens Regemente”, Umeå 1955, pag. 312-316. 665. Meijerfeldt, Johan August, greve,
◊ – ◊◊ (Ruller eller militieräkningar i Krigsarkivet – Meritförteckningar i Krigsarkivet).
Meriter: M uppgiver i sin meritförteckning nedanstående »anekdoter» angående sitt leverne:
212
År 1737 blev jag av konung Fredrik utnämnd till kammarherre men som hågen till militären från min späda barndom varit så stor hos mig, så ville jag intet veta av denna kungliga nåden, varför kallelsebrevet av mina föräldrar blev gömt och har jag det aldrig sett förrän jag redan var fältmarskalk, då jag råkade det bland några familjepapper, men en förarefullmakt, som jag bekom vid dåvarande överste greve Dohnas regemente, som låg i garnision i Stralsund, blev av mig med största glädje och omsorg mottagen och förvarad. Emellertid var ovannämnda kammarherrebrev dock nyttigt emedan jag därigenom 1744 fick under namn av byte med en med överstelöjtnants karaktär vid Drottningens livregemente placerad kapten vid namn von Buggenhagen, förmedelst 4000 riksdalers mellanavgift, dess kompani och blev kapten, men som jag längtade att i krig vinna nödiga kunskaper och förtjäna detta i den tiden och för mina år gjorda framsteg, så anhöll jag så länge hos mina föräldrar att jag året därpå 1745 fick som volontär gå till den i Böhmen då emot konungen i Preussen stående österrikiska och sachsiska armén under prins Carl av Lothringen befäl, under vilken sachsiska fältmarskalken, hertigen av Weissen- |
212
In 1737 werd ik door koning Fredrik tot kamerheer benoemd, maar omdat het verlangen naar het leger van kinds af aan zo groot bij mij was geweest, wilde ik niets weten van deze koninklijke gratie, daarom werd de uitnodiging door mijn ouders verborgen en heb ik hem nooit gezien tot ik al veldmaarschalk was, toen ik het tussen wat familiepapieren toevallig tegenkwam, maar een verkenners volmacht, die ik kreeg van het regiment van de toenmalige kolonel graaf Dohna, dat gelegerd was in Stralsund, werd door mij ontvangen en beantwoord met de grootste vreugde en zorg. Bovengenoemde kamerheers-brief was echter niettemin nuttig, want in 1744 verkreeg ik onder de naam van uitwisseling met een kapitein genaamd von Buggenhagen, geplaatst met de rang van luitenant-kolonel in het Lijfregiment van de Koningin, door middel van een tussentijdse vergoeding van 4.000 riksdaler, zijn compagnie en werd kapitein, maar omdat ik naar oorlogskennis verlangde na de vooruitgang die ik in mijn jaren had geboekt, drong ik zo lang bij mijn ouders aan dat ik het volgende jaar 1745 als vrijwilliger naar het Oostenrijkse en Saksische leger onder prins Carl van Lotharingen ging, dat toen in Bohemen streed tegen het bevel van de koning van Pruisen, waaronder de Saksische veldmaarschalk, de hertog van Weissen- |
213
fels då kommenderade sachsiska trupperna och hade denne under Karl XII:s krig tjänst med oss och blivit bekant med min far; jag blev av honom rekommenderad och ehuru där var svårt för främmande volontärer att ankomma dock med mycken godhet emottagen samt anlände till lägret i Königgrätz, varest armén stod. Då sachsiska trupperna emot hösten till största delen skildes från armén för att avgå och betäcka sitt land samt hertigen av Weissenfels med dem följde, blev av honom rekommenderad till Prins Carl av Lothringen och hos honom antagen som volontär och bevistade bataljen vid Sohr (Soor) samt vinterkampanjen åt Lössnitz och sachsiska gränsen, därvid, sedan preussiska armén inbrutit i Sachsen, bataljen vid Kesseldorf förekom, vilken jag, ehuru österrikiska armén ej hann fram dock jämte några andra volontärer, som vid underrättelsen om fiendens annalkande om natten förut ditskyndade, ock således bevistade. Som kort därpå Dresdenfreden med konungen av Preussen blev sluten men kriget med Frankrike kontinuerade, anhöll jag året därpå, nämnligen 1746, hos konung Fredrik om dess rekommendation till fältmarskalken fursten av Waldeck, vilken kommenderade de vid Allierade armén i Brabant befintliga holländska trupperna och begav mig till desamma samt blev med mycken godhet emottagen och efter någon tid till orders förande och flera dylika förrätthingar av honom employerad, Ibland åtskilliga mindre affärer som föreföllo, blev vid en arriärgardesträffning min häst blesserad. Hösten därpå föreföll bataljen vid Raucoux, varvid huvudsakligen vänstra flygeln under fursten av Waldeck kom i affär och som några bataljoner bayerska trupper kommo i oordning, vilken fursten själv ville återställa, exponerade han sig så att hans kappa blev av en muskötkula genomskjuten och alla som voro med honom blesserade undantagåndes jag, som lycklig och glad kom därifrån. Efter kampanjens slut följde jag fursten av Waldeck till Haag och tillbragte vintern med honom dels där, dels i dess land i Arolsen, varest han på någon tid begav sig; var sedan med honom vid Amsterdam; kort före dess återresa till Arolsen blev jag med några depecher rörande påföljande fälttåg av honom som kurir förutsänd till Haag och giordes denna ritt från onsdagsmorgonen helt bittida till fredagseftermiddagen, då jag ankom till Haag. |
213
fels het bevel over de Saksische troepen voerde, en tijdens de oorlog van Karel XII dienst bij ons had gedaan en mijn vader kende; Ik werd door hem aanbevolen en hoewel het voor buiten-landse vrijwilligers moeilijk was om daar aan te komen, werd ik met grote vriendelijkheid ontvangen en kwam ik aan in het kamp in Königgrätz, waar het leger gelegerd was. Toen de Saksische troepen tegen de herfst grotendeels gescheiden waren van het leger om te vertrekken en hun land te dekken en de hertog van Weissenfels hen volgde, werd ik door hem aanbevolen bij de prins Carl van Lothringen en door hem aanvaard als vrijwilliger en was getuige van de Slag bij Sohr (Soor) en de wintercampagne voor Lössnitz en de Saksische grens, waarin, nadat het Pruisische leger Saksen was binnengevallen, de Slag bij Kesseldorf plaatsvond, die ik, hoewel het Oostenrijkse leger geen tijd had om te bereiken, samen met enkele andere vrijwilligers, die, toen ze de avond ervoor op de hoogte waren gebracht van de nadering van de vijand, zich daarheen haastten en zo deelnamen. Toen kort daarna de Vrede van Dresden met de koning van Pruisen werd gesloten, maar de oorlog met Frankrijk doorging, deed ik het volgende jaar, namelijk in 1746, een beroep op koning Frederik voor zijn aanbeveling aan de veldmaarschalk prins van Waldeck, die het bevel voerde over de Nederlandse troepen die aanwezig waren bij het geallieerde leger in Brabant en naar hen toe ging en met grote vriendelijkheid werd ontvangen en na enige tijd commando’s kreeg en verschillende van dergelijke voorrechten in dienst van hem. Soms gebeurde er diverse kleinere zaken, bij een achterhoedegevecht raakte mijn paard gewond. In de daaropvolgende herfst woedde de Slag bij Raucoux, waarin voornamelijk de linkervleugel onder de prins van Waldeck in actie kwam, en toen enkele bataljons Beierse troepen in wanorde raakten, die de prins zelf wilde herstellen, stelde hij zich zodanig bloot zodat zijn jas werd doorboord door een musketkogel, en allen die bij hem waren, zegenden een uitzonderlijke geest, die daar gelukkig en vreugdevol vandaan kwam. Na het einde van de veldtocht volgde ik de prins van Waldeck naar Den Haag en bracht de winter bij hem door, deels daar, deels in het land van Arolsen, waar hij ook heen ging; was toen bij hem in Amsterdam; kort voordat hij naar Arolsen terugkeerde, werd ik door hem als koerier naar Den Haag gestuurd met enkele berichten over de volgende campagne, en ondernam deze rit van woensdagochtend vrij vroeg tot vrijdagmiddag, toen ik in Den Haag aankwam. |
314
engelsk officer uti ett enstaka hus under bevakning av 12 av 15 infanteri. Andra dagen blev jag därifrån transporterad till Thagern, varest jag råkade general Ligonier, generallöjtn Ischburg och flere av de våra som fångar med vilka jag åt middagen, som på konungens bekostnad var ganska väl serverad med tvenne serviser och dessert efteråt, silverservis etc. |
314 Engelse officier in een vrijstaand huis bewaakt door 12 van de 15 infantristen. De tweede dag werd ik vandaar naar Thagern vervoerd, waar ik toevallig met generaal Ligonier, luitenant-generaal Ischburg en een aantal van onze gevangenen was met wie ik dineerde, dat op kosten van de koning redelijk goed werd geserveerd met twee gangen en een dessert daarna, zilveren servies , enz. Op weg daarheen ontmoette ik de trompettist van de prins van Waldeck, en met hem mijn kamerheer. De prins, die geloofde dat ik was neergeschoten, had hen gestuurd om mijn lichaam op te sporen en op te eisen, maar voor het geval ik nog leefde, maarschalk Von Saxen te smeken mij terug te sturen, terwijl tegelijkertijd een Franse brigadegeneraal en elf andere officieren, die door zijn troepen waren gevangengenomen, zouden worden teruggestuurd. Nadat deze trompettist arriveerde bij maarschalk Von Saxen, dus terwijl we nog steeds tafelden, arriveerde zijn eerste adjudant-generaal brigadier Gader, die zichzelf onmiddellijk liet informeren “si le comte Meijerfeldt se trouvaite parmi nous”, en toen ik mezelf bekend maakte zei hij, “que la requisition faite de prince de Waldeck, j’etois le maitre de retourner aux lui”, waar ik onmiddellijk klaar voor was, maar de bovengenoemde generaals bij wie ik zat en die veel vriendschap voor me hadden zeiden dat ik niet zo snel weg moest gaan maar de maaltijd afmaken. Ik kwam niet meteen, maar wachtte tot de tweede ochtend, toen ik naar de maarschalk werd gebracht in Saxen’s hoofdkwartier, dat de nacht voor de Slag ons hoofdkwartier was geweest. Hier werd ik door alle aanwezigen met veel hoffelijkheid bejegend. Ik herinner me o.a. de prins de Turenne, kolonel-generaal van de cavalerie, mij toen zonder schild zag en onmiddellijk wilde laten fouilleren, maar ik vroeg hem de moeite niet te nemen en voegde eraan toe dat aangezien ik niet was gefouilleerd alleen mijn pistolen en schild werden afgenomen, ze behoorden terecht toe aan degenen die hetzelfde hadden meegenomen, evenals het paard, dat ik nog steeds in gebruik had onder dezelfde beleefde vorm. Want toen de ruiters, die mij gevangen hadden genomen, mij uitleverden aan de infanterie, die, als ik het mij goed herinner, het regiment Picardie was, dat met verscheidene anderen in de rij was opgesteld, wilden zij het paard meenemen, waarop ik, die niet de hele weg te voet wilde afleggen, hen voorstelde het aan mij te geven met de verzekering dat ik ze meer paarden zou terugsturen, of de prijs die ze er voor wilden hebben. Toen ze niet wisten of ze het konden vertrouwen en het bespraken, zei een van hen “laisser le cheval à monsieur, le Duc en repond”, en mij werd verteld dat le Duc d’Ahlia, die kolonel van Picardië was en die bij deze verhandeling aanwezig was, mij die dienst bewees, waarvoor ik hem mijn dank betuigde, samen met de verzekering dat zodra ik ergens aankwam, ik onmiddellijk op de een of andere manier, naar keuze van de ruiters, zou voldoen met alle dankbaarheid. Ik vervolgde zodoende mijn weg te paard met alle bagage. |
315
honom och red med trumpetaren och kammartjänaren tillbaka samt ankom till furstens högkvarter då han med flere generaler ännu sutto till bords. |
315
hem en reed met de trompetter en kamerbediende terug en kwam aan bij het hoofdkwartier van de vorst toen hij en verschillende generaals nog aan tafel zaten. |