Ehrenström

Johan Albert Ehrenström, “Efterlemnade historiska anteckningar”, utg. S.J. Boëthius, Uppsala 1882.

De Finse aristrocaat Ehrenström volgt aanvankelijk Sprengtporten in de oppositie naar Catharina de Grote, maar keert vóór de oorlog terug naar Gustaaf III in Stockholm. Tijdens de oorlog 1788-1790 is hij kabinetssecretaris van de Zweedse koning. In de navolgende passages gaat het vooral om de volgende kwestie. De koning stuurt hem naar Meijerfeldt met papieren, maar deze stuurt hem vanwege het oorlogsgevaar naar Lovisa. Na de overwinning in Svenksund is de koning boos dat hij angstig was vertrokken en hem niet kon bedienen.


Pag. 166

Härmed syftas utan tvifvel på det bekanta brefvet från en vän i Finland till en vän i Sverige, skrifvet som jag vill minnas i November 1788 och aldrig ämnadt att blifva bekant, uti hvilket författaren, som var en ifrig royalist, beklagade sig för sin correspondent öfver den elaka sinnes- stämning, som rådde ililand arméebefålet. i synnerhet det fin- ska, öfver anjalaconfederationen, underhandlingarne med kej- sarinnan m. m., och hvaruti han sade att kongen icke hade någre andre höge befälhafvare att lita på än generalen grefve Meyerfeldt och general v. Plåten. Detta bref trycktes i Göte- borg under konungens dervaro, en åtgärd som jag på den tiden icke gillade. 

Hiermee wordt ongetwijfeld de bekende brief bedoeld van een vriend in Finland aan een vriend in Zweden, geschreven zoals ik me wil herinneren in november 1788 en nooit bedoeld om bekend te worden, waarin de auteur, die een fervent royalist was, zijn beklag deed over zijn correspondent over de slechte stemming die heerste onder de legerleiding. vooral de Finse, over het Anjalaverbond, de onderhandelingen met de Keizerin, enz. En waarin hij zei dat de koning geen andere hoge commandanten had om te vertrouwen dan generaal graaf Meyerfeldt en generaal v. Plåten. Deze brief is gedrukt in Göteborg tijdens de aanwezigheid van de koning, een maatregel waar ik destijds niet van hield.

Pag. 445

Det väckte icke liten förvåning, att grefvinnan Armfelt någon tid härefter blef nämd till gouvernante för den nyfödde kronprinsen Gustaf. Hon fick då rum på det kongl. slottet, uti hvilket kongen, drottningen och hertigarne samt hertiginnan och prinsessan ofta samlade sig. Hennes man var då ännu proscriberad. Hans namn stod upspikadt på kåken i Stockholm samt i alla rikets större städer, och de svenskar, som vid denna tid träffade honom utrikes, vid Carlslbad, i Berlin och flerestädes, såsom generalen grefve Meyerfelt, grefve Ruuth, hans måg grefve Frölich och åtskillige andre plägade icke umgänge med honom. Imedlertid upsatte grefvinnan Armfelt hans portrait öfver söfan i den stora, med rödt damast klädda salon, i hvilken hon emottog den kongl. famillen och hofvet. Man uphöjde hennes mod, men fann jämförelsen emellan detta ställe för hennes mans portrait och det, som ännu intogs af hans offentligt skymfade namn, i högsta grad sällsam.

Het was geen kleine verrassing dat gravin Armfelt enige tijd daarna werd benoemd tot gouvernante van de pas geboren kroonprins Gustaf. Ze kreeg toen een kamer in het Koninkl. Slot, waar zowel de koning, de koningin en de hertogen als de hertogin en prinses vaak samenkwamen. Haar man zat toen nog in de ban. Zijn naam stond zowel in Stockholm als in alle grote steden van het koninkrijk aan de poorten gespijkerd, en de Zweden die hem destijds in het buitenland ontmoetten, in Karlsbad, in Berlijn en op verschillende plaatsen, zoals de generaal graaf Meyerfelt, graaf Ruuth, zijn zwager graaf Frölich en vele anderen  niet met hem omgingen. Ondertussen zette gravin Armfelt zijn portret boven de sofa in de grote, met rood damast beklede salon, waarin ze de koning ontving. de familie en de rechtbank. Haar moed werd geprezen, maar de vergelijking tussen deze plek voor het portret van haar man en die waar nog steeds zijn publiekelijk beschimpte naam stond, vond men hoogst vreemd.