Merit 1691

Carl Friederich Meijrfeldt, “Meritförteckning Österbottens Regemente”, Riksarkivet Sverige, 754 Ämnessamlingar Militaria, 1 Administrativa handlingar rörande armén 1500-1800, V/2 Arméns meritförteckningar, M 964, Riga, Januari 1691.

 

Origineel

Transcriptie

Vertaling

15

Capitain
Carl Friederich Meijrfeldt

Anno 1680 blef jag förmedelst capitulation för att wijst anthalet Manskäps under H: Öfwerst Johan von CampenHausen, då hafwande wärfwad Regemente til foot, til fenrich avancerat. Sedermehra der uppaföllande åhr 682 migh better til at evertuera och til H:s Kongl: Maijts: tiäntst capablare giöra, gick till Frankrijke, hwarest jag A.o 1684  när marchen skedda til dhe Spanska Nederländer, och fästning Lijxanburg under commando Marshall Crickl  attaquerat blef, bevistade; oppehållandes mig under för den Sahl: Hr: Öfwersten Carl Koningsmarcks Regemente, wijdh en återkomst wart jag åter genom Hans Kungl: Maijtts: nåder under öfwernämbda Regemente til leutenant befordrat; och sedermehra genom serdeles Kongelig Nåhd

 

Kapitein
Carl Friedrich Meijerfeldt1

Anno 1680 werd ik door middel van een dienstcontract voor een zeker aantal manschappen onder heer kolonel Johan von Campenhausen, die een geworven regiment te voet had, tot vaandrig benoemd. Later in het jaar 1682 kon ik mij beter ontwortelen en geschikter maken in dienst van Zijne Koninklijke Majesteit, ging naar Frankrijk, waar ik anno 1684 aan de mars naar de Spaanse Nederlanden en de aanval op de vesting Luxemburg onder commando van maarschalk Créquy2 deelnam; hield mij op bij kolonel Carl Koningsmarck’s regiment, bij een terugkomst was ik weer door Zijn Koninklijke Majesteit bij bovengenoemd regiment tot luitenant bevorderd; en later door  zeer veel Koninklijke Gratie

15v

blef Anno 1687 i Martio under Österbotten Infanterie til Captain befordrat, och emädan i den frijdalige tijder hoos obhafwer warst genom Hans Kungl: Maijtts: Nåder tillåteliget officirerne sig at försäckia i dhe åthrijkes krijgs occasioner och campagner, så hafwer jag och A.o 1690 dhen nåden söckt och understått mig desto tiänligare at giöra úthi Konglig Maijtts tiänst, och för dänskúll emploijerat mig i dhen uthrijkes hålden campagnier samma åhr som i Brabandt wedh alla dhe förfallen occasionen, serdeles dhen action wijd Florij, och sedermehra campagnien wijdt Rhein til ända bijwonat. Och skulle jag läteligen kúnna skaffa mig wittens börder, hwad åfwan bemält är, om mig så wähl, som alla dhe andre då witterliget waret, dett Hans Kongl. Maijtt. willia alt=

 

werd ik anno maart 1687 in het Österbotten Regiment tot kapitein bevorderd, en omdat wij als officieren in de vredestijd door Zijne Koninklijke Majesteit verplicht werden ons te verzekeren van buitenlandse krijgsgelegenheden en campagnes, heb ik in het jaar 1690 de noodzaak gevoeld mij nog dienstbaarder te maken buiten Koninklijke Majesteit’s dienst, en om die reden heb ik mij ingezet voor de buitenlandse campagnes die in hetzelfde jaar in Brabant plaatsvonden met alle daar voorgevallen gebeurtenissen, vooral de actie bij Fleurus3 en zette toen de campagne aan de Rijn voort tot aan het eind van de winter. En als ik gemakkelijk de lasten van wijsheid zou kunnen verwerven, wat gewoonlijk wordt gezegd, als ik daarvoor zou kiezen, zoals alle anderen in die tijd echt waren, dat Zijne Koninklijke Majesteit’s 

16

=så wara skúlle, H. Öfwerste Banier hwilken för den tijden commenderande för Öfwerst-leutenant under Hans Excellence Greff Bielkens Regemente uti Brabandt, kan nogsamyt mit bewijstande af dhen Campagnien betijga. Ock icke mindre ernå kunnet Herr GeneralFeltmarschall Fleming attestatum, hoos wilkens Regemente lag stånd i den Reiniska campanien, där som afwenben är iag kúnnit penitrera af sådan framdeles af mig begiärens at skolat. Dätta är altså hwad jag underdånigst af mina ringe tiänsten gefwer relatera kúnnet, framherdamdes iag allerunderdånigst til Kongl: Majtts: Krigstjänst med all húld och trauhent.

Carl F. Meijrfelt.

 

alzo was geschiedt, heer kolonel Banier4 die indertijd als luitenant-kolonel het commando voerde over het regiment van Zijne Excellentie graaf Bielke5 in Brabant, kan eerlijk getuigen van mijn kennis van die campagne. En niet minder erna kan de heer generaal veldmaarschalk Fleming6 verklaren, bij welk regiment ik stond in de Rijn campagne, waar ik als [verkenner?] zo ver heb kunnen penetreren waar mijn verlangen school. Dit is dan wat ik het meest nederig van mijn geringe verdiensten ter kennis kan overbrengen, onderwerp ik mij met alle respect en vertrouwen nederig aan de Koninklijke Majesteit’s  krijgsdienst.

Carl F. Meijrfelt.

Handschriften

1. Meestal gebruiken Carl Friedrich en zijn broers hun achternaam mèt middelste “e” en mèt laatste “t”, vandaar de vertaling “Meijerfeldt”.
2. François de Blanchefort de Créquy, Marquis de Marines (1629-1687), maarschalk over de Franse troepen die januari 1684 het Spaanse ontzettingsleger weg weten te houden van de Luxemburgse belegering, die leidt tot de verovering begin juni.
3. Fleurus bij Charlerois in Henegouwen, waar de Fransen de geallieerden een zware slag toebrengen en Carl Friedrich onder Magnus Stenbock één van de weinige Zweden is die aan de dood of gevangenschap weten te ontsnappen.
4. Johan Gabriel Banér (1662-1706), luitenant-kolonel en waarnemend kolonel van Bielke’s regiment, in 1690 vertrokken als kolonel in dienst van Willem III en opgevolgd door Magnus Stenbock.
5. Nils Bielke (1644-1716), gouverneur-generaal over Zweeds-Pommeren, bevelhebber over de acht Zweedse regimenten in de Republiek.
6. Heino Heinrich von Flemming (1632-1706), Saksisch en Brandenburgs veldmaarschalk.