Wahrhafte Relation 1657

Andreas Meijer, “Wahrhaffte Relation Wie Ich nebst meinem Anvertrauten Baron Wrangell undt einem Diener den 20ten Junij auf Lünenburgischem grundt und boden von den Königl. Dähnische Solldaten zwischen Harburgh undt Hamburgh angehalten und aller bei mich habenden Sachen benommen worden”, Glückstadt den 25ten Junij Anno 1657.

Netschriftkladschrift

Wahrhaffte Relation Wie Ich nebst meinem Anvertrauten Baron Wrangell undt einem Diener den 20ten Junij auf Lünenburgischem grundt und boden von den Königl. Dähnische Solldaten zwischen Harburgh undt Hamburgh angehalten und aller bei mich habenden Sachen benommen worden.

Es habe Z. Exc: der Herr Graff und Feldtmarschall Carll Gustaff Wrangell sich die Erziehung derer beijden Unmundigen Jüngsten Gebrüdere rhümblichst jederzeit laβen angelagen sein, undt zu derer beforderung gutt befunden dieselbe vor 3 Jahren unter meinem gouverno nacher Tübingen deβ Fürstl. Collegium zuverplichten. Alβ aber vorwichen Jahr durch den feintlichen Ein- und Überfall des Moβkoviters gantz Liefflandt und in demselben auch Eurer Ihr. Güeter ganzlich eingeäschert und verwüstet, und ihnen dahero alle mittel ferner in der frembde zur leben benommen: Hatt hochged. S. Excell. mir verwichen Herbst mit eigner handgeschrieben Sin auff diesen fall und hindurch wurden genötigt werden dieselbe aufs Vorjahr zur sich nacher Wollgast zufordere undt daselbst privatim ferner informiren zur laβen. Weill aber der Eltern noch mehr hoffnung zuen stidiren foromittiret, habe ich denselben umb noch auff eine Zeit daselbst dem studio und exercitijs obzuliegen verbehten: Diesen Jüngern aber 14 und 15 Jahr allt, habe ich I. Hgrafl. Exc. Ordre nach herab führen wollen, damit derselbe beij seinem Herren bruder auβ mangel ander mittel sustentation haben und fernern instruction zur Hause genieβen möchte, habe also in Gottes nahmen den 30. Maij sie Reise von Tübing auβ mit ihnen vorgenommen, unter wegens aber so gabr von keiner ruptur zwischen beiden Crohnen vernehmen können: biβ ich dan 15ten dieses den Wasserstrohms herab zur Dorvere im Stifft Vehrden ankommen und daselbst die Gewiβheit und Überfahrt der Königl. Armee eingenommen. Worauff ich mich alβfort wieder über die Waser undt naher Bremen gewandt, daselbst nebst andern 5. persohnen einen Wagen gemietet, und mit ihnen umb mehrer sicherheit durchs landt Lünenburgh per Hoije, Wallesra, Solltow und Harburgh gegangen, woselbst ich mich der sicherheit wegen gebührend, und ob zwischen Harburg und Hamburgh einige Gefahr zubefürchten, ob da zwichen einige Schantze, oder aufm Elbe Strohms einiges Schiff, alro man angehalten werden machte, Zurfinden erkundigt, bin aber von jedermänniglich dawider versichert worden: Habe mich jedoch expresse reserviret, da ich deren daβ

Waarheidsgetrouw relaas hoe ik, samen met de mij toevertrouwde baron Wrangell en een bediende, op 20 juni op Lünenburgse grond en bodem door Koninklijke Deense soldaten tussen Harburg en Hamburg aangehouden ben en mij alle spullen die ik bij mij had werden afnomen.

Z. Exc. de heer graaf en veldmaarschalk Carll Gustaff Wrangell zorgde voor de opvoeding van zijn twee jongste en nog steeds niet meerderjarig broers, en ter bevordering daarvan had besloten hen voor 3 jaar onder mijn gouverneurschap bij het Vorstelijk College in Tübingen in te schrijven. Toen echter verleden jaar de Moskovieten heel Lijfland aan- en overvielen en ook uw landgoederen volledig verbrand en verwoest werden, en u daardoor van alle levensmiddelen  uit den vreemde beroofde werd; heeft bovengenoemde Z. Excel. mij deze afgelopen herfst met een zelfgeschreven brief over deze zaak en gedwongen werd hetzelfde in het voorjaar voor zich in Wollgast te vorderen en zich daarover privé te laten informeren. Maar omdat de ouders nog steeds hoopten op op een voortgezette studie, heb ik hen daar een tijdje de leiding genomen over de studie en oefeningen: deze jongeren van 14 en 15 jaar oud, heb ik volgens Uw Hooggrafelijke Exc. orders bestellingen willlen opnemen, zodat hij bij gebrek aan andere middelen in hun levensonderhoud konden voorzien bij hun broer en ook van thuis instructies konden krijgen, ben ik dus in God’s naam op 30 mei een reis vanuit Tübingen met hen aangevangen, maar onderweg hoorde ik van een breuk tussen de twee Kronen: tot ik de 15de van deze maand de rivier stroomafwaarts naar Döverden in het bisdom Verden (1) aankwam en daar de zekerheid van de overkomst van het Koninklijke leger vernam. Waarop ik weer over de rivier ging  en in de richting van Bremen trok, daar samen met 5 andere mensen een wagen huurde en met hen door het land van Lünenburgh trok via Hoya, Walsrode, Soltau en Harburg, waar ik om veiligheidsredenen, verkende of er enig gevaar te vrezen was tussen Harburg en Hamburg, of daartussen enige schans was, of enig schip op de rivier de Elbe lag, dus werden ze opgehouden om ze te vinden, maar mij werd door iedereen de verzekering gegeven: ik heb me wel gereserveerd uitgedrukt, aangezien ik  hen wel de

geringste vorabsehen und vernebenen wurde, sollte der schiffer mich an Landt zursetzen verbunden sein. Wes ich nun auβer aller gefahr undt zue Hamburgh in Porte zue sein schon vermeine, kommen etzliche Muβquetirer auβ einem Lüneburgischer jurisdiction unter vorstenem ortt und auff Lüneburgischer grundt und bodem eingendem Pfarerhause /: allwo vor diesen einmahl dergleichen invasion undt hostilität verübet, auch selbiger ortt alβfort nach diesem actu auβ Harburgh, der Solldaten einige auβage nach, mit 30. Musquetirer umb inβ künftige solches zur praecauriren, befelet :/ woselbst sie sich vorstecket unter conduite eines fendrichs Herver, von welchen wir aus suspicion Schwedl. Officirer nicht allein alβforth angehalten, besonders nebst unser hardes nach Alltonah überbracht wurden. Ob ich nun zwar meinen untergebene zur eherer und schleuninger liberirung suppresso vero ejus nomine zur Zinne prinβichen von Adell ausgegeben, ist mir doch von der Soldatese Preusen Churbrandenburgich und per consequens  auch feindt wehre, geantwortett. Wie sich nun der Leutenandt bei Ihren auch wieder eingefundt hat selbiger von mir zur Kuster undt felleisen die schlüssel gefordert, und ob ich gleich etwaβ ohne deβ H. Commendanten dieser örter oppressen ordre an unβ zue verüben einzustellen unterschiedtlich gebehten, hatt selbiger doch demn ungeachtet libidine prædæ die kuster undt felleisen eröffnet, alles an Bahrschaft, guldenen Ringen, herausgefuschet, und hernach alles übrige Kleidern und weiβeh Zeuge Ihme selbst und den Soldaten auβgetheilet, also daβ wir auch kaume unsere kleider obgleich dieselbe auch durchgefuchet und ausgeplündert, salviren und erhalten könne. Darauff hatt er unβ auch den 22ten hujus anfero naher Glückstadt gefangen eingebracht. Geschrieben in Glückstadt den 25ten Junij Anno 1657

Andreas Meijer
Baron Wrangells p.t.
Hoffmeister

minste bedoeling en vaagheid wilde geven, mocht de schipper zich verbinden mij aan wal terug te zetten. Omdat ik nu buiten alle gevaar dacht te zijn en naar de haven in Hamburg kon gaan, kwam een aantal musketiers vanuit de jurisdictie van Lunenburg onder het eerste dorp en op Luneburgse grond en bodem ergens uit een pastorie /: zodra dezen eenmaal hun invasie en vijandelijkheid pleegden, ook hetzelfde dorp direct na deze daad uit Harburgh, de soldaten volgens sommige verklaringen, met 30 musketiers als toekomstige voorzorgsmaatregel bevolen :/ waar ze zichzelf onder aanvoering van een vaandrig Herver plaatst, van waaruit we onder verdenking van Zweedse officieren niet alleen meteen werden tegengehouden, ook met onze problemen naar Altona werden gebracht. Hoewel ik de aan mij toevertrouwden voordroeg voor eerdere en snellere bevrijding na het onderdrukken van mijn naam volgens de principes van de adel , is mij door de soldaten geantwoord dat Pruisen en als consequentie daarvan Kurbrandenburg ook vijandig was.  Hoe hun luitenant dezelfde mensen van mij terugstuurden naar de koster en de sleutels van kluis opvorderde, hoewel ik niets anders had gedaan dan de Heer Commandant van deze dorpen onderdrukkende bevelen om verschillende delicten te plegen, had dezelfde desondanks achteloos ten prooi aan lust  de koster de kluis geopend, al het geld, gouden ringen, eruit gehaald, en hierna alle overige kleding en witgoed verdeeld tussen hem en de soldaten, waarbij we onze kleren nauwelijks konden redden en behouden, ook al werden ze doorzocht en leeggeroofd. Vervolgens heeft hij ons de 22e hujus vervoerd naar Glückstadt en als gevangene binnengebracht. Geschreven in Glückstadt op 25 juni anno 1657

Andreas Meijer
Baron Wrangell’s p.t.
Hofmeester

1. Dorp aan de rivier Wezer net binnen het aan Zweden toebehorende bisdom Verden.

Handschriften