3.4.3. Musketier

Een derde migrant in de speurtocht is Johann Caspar Meijenfeldt. Op 36-jarige leeftijd steekt hij in 1791 met vrouw en twee zoons over van de Zuid-Zweedse havenstad Simrishamn naar Stralsund. Hij heeft nog de helft van zijn zesjarige contract uit te dienen bij de compagnie van kapitein Blessing in het Lijfregiment van de Koningin, dat  na een kort gevecht tegen het Noors-Deense leger boven Göteborg en het einde van de Zweeds-Russische Oorlog terugkeert naar de garnizoensstad Stralsund. 

Johann Caspar wordt op 5 mei 1755 met de achternaam Meijerfeldt geboren in het landarbeidsdorpje Roggentin  in Mecklenburg. Zijn vader en broers zijn arbeiders op het plaatselijke landgoed, maar hij heeft zich op 19-jarige leeftijd op een markt in het aangrenzende Pommeren laten werven in het Zweedse leger. Op 30 april 1774 tekende hij zijn eerste zesjarig contract bij 400 huzaren in het eskadron Psilanderhielm van het regiment Mörner en kreeg meteen een paard toegewezen. Op de  rol wordt de “r” in een “n” veranderd. Of de schrijver de “n” op de rol 13 jaar eerder achter Carl Albrecht zag staan of onderscheid wilde maken met het bekende Zweedse geslacht is onbekend. Dit regiment had in 1704 onder Johann August sr in de westelijke mars en de Slag om Posen meegedaan.

Met zijn regiment huzaren stak Johann Caspar over naar Skåne en trouwde in de dienstjaren daarna in Simrishamn met Gertrud Johanna Lärka, dochter van Anders Håkansson Lärka en Anna Maria Lambertsdotter, daar geboren op 13 augustus 1744 en dus 11 jaar ouder. Misschien was het huwelijk een gevolg van de geboorte van hun zoon Joachim Andreas op 31 oktober 1779. Op 9 juni 1785 werd een tweede zoon Johann Caspar jr geboren. Nadat zijn eskadron een nieuwe chef Adolf Lewenhaupt krijgt tekent hij twee keer bij, tot zijn overstap naar het Lijfregiment van de Koningin in 1788. Kort voor de oversteek is zijn oudste zoon op 10-jarige leeftijd daarin pupil geworden.

Eenmaal in Stralsund zit de termijn van Johann Caspar er medio 1794 op.  Hij neemt afscheid en wordt nachtwaker in Stralsund. Zijn oudste zoon wordt in 1802 op 21-jarige leeftijd korporaal, nadat hij zes jaar pupil en zes jaar musketier en vice-korporaal is geweest. Zijn 15-jarige broer wordt in dat jaar musketier, nadat hij ook zes jaar pupil is geweest.

Eind januari 1807 wordt Stralsund belegerd door Franse troepen onder Édouard Mortier, die zuidelijk vanuit Pruisisch-Pommeren de grens oversteekt. Hij achtervolgt de Zweedse koning Gustav IV Adolf, die enthousiast geworden door de Engelse overwinning bij Trafalgar tegen de wens van zijn adviseurs in ruim een jaar eerder tot de coalitie tegen Napoleon was toegetreden, met zijn leger alle gevechten in Noord-Duitsland had verloren en al weer nipt veilig naar Zweden was teruggekeerd. De twee zonen Meijerfeldt nemen onder Hans Henric von Essen deel in het grote garnizoen van de sterke vesting Stralsund.

Na enkele maanden marcheert Mortier met het grootste deel van zijn leger weg naar het front tegen de Pruisen bij Kolberg. Net aangekomen Hollandse troepen versterken de Franse restanten. Op 1 april doet het Zweedse garnizoen inclusief de twee broers een grote uitval. Na drie dagen van hevige gevechten is de vijand tot ver over de grens teruggeslagen en zijn velen gevangen genomen. Kort daarop worden zij toch weer tot achter de Pommerse grens teruggedrongen, omdat de Europese coalitie tegen Napoleon uiteenvalt en het Franse legercorps terugkeert. Essen biedt Mortier een wapenstilstand aan en op 18 april in Schlatkow komen zij overeen de grens langs de Trebel en de Peene aan te houden. Na twee maanden komt de Zweedse koning zelf naar Schlatkow om het bestand te verlengen, maar wil de strijd tegen Napoleon voortzetten. Na een vergeefse poging de nieuwe Franse legeraanvoerder Brune aan zijn zijde te krijgen, slaat een ditmaal een veel groter Frans leger op 13 juli een nieuw beleg om Stralsund.

Oudste broer Joachim Andreas wijkt met zijn compagnie uit naar Malmö en jongste broer Johann Caspar jr behoort bij de troepen die op 20 augustus op Rügen capituleren en op 11 september op non-actief worden gezet. In alle commotie overlijdt moeder Gertrud Johanna op 10 november 1807 aan ernstige zijsteken tijdens een longontsteking en wordt zij drie dagen later in de St Jürgen kerk van Stralsund begraven. (1)

Twee jaar later doet de Pruisische patriot Von Schill met een vrijkorps vanuit Rostock een inval in Pommeren en wordt achtervolgd door Hollands-Deense troepen. Op 31 mei 1809 komt het tot bloedige straatgevechten in Stralsund, die Von Schill met een totaal verlies moet bekopen. Op zijn hoofd heeft de Franse koning van Westfalen een hoog losgeld gezet en via hem belandt het gedurende enkele tientallen jaren in een Leidse bibliotheek.

De Zweedse koning Gustaaf IV Adolf is intussen gearresteerd en verbannen, omdat Zweden door zijn oorlogspolitiek Pommeren is kwijtgeraakt aan de Franse keizer en Finland aan de Russische, die zijn eerste troepen al boven Stockholm laat landen. De nieuwe koning is Karel XIII, de broer van de vermoorde koning Gustaaf III en oud-minnaar van Brita Horn, de dochter van gravin Anna Catharina von Meijerfeldt. Er komt vrede, waardoor de tsaar groothertog van Finland wordt, Noorwegen Deens blijft, het Continentaal Stelsel ook hier wordt ingevoerd en de Franse maarschalk Bernadotte de nieuwe Zweedse kroonprins van Zweden wordt. In ruil daarvoor komt Pommeren eind januari 1810 terug in Zweedse handen.

Na ruim twee jaar van inactiviteit arriveren de broers Meijerfeldt in Greifswald en keren terug in hun Lijfregiment van de Koningin. Joachim Andreas wordt tamboer en is invalide geraakt bij de tweede belegering van 1807 of daarna. Johann Caspar jr wordt aangesteld als wapenmeester en daarna eveneens als tamboer. In het regiment is dit niet zomaar een trommelaar, maar een even belangrijke functionaris op het slagveld als de vaandrig. Zijn pauk is een even begeerlijke oorlogsbuit als het vaandel. In tegenstelling tot de vaandrig is de tamboer niet van adellijke afkomst en een zeer ervaren soldaat. In Stralsund leeft Johann Caspar sr tot 1830. In Greifswald trouwen zijn twee zoons en krijgen kinderen en kleinkinderen.

Al met al zijn er twee verbindingen met de Zweedse graaf. Hij was een halve eeuw eerder kapitein in hetzelfde regiment in Stralsund en in hetzelfde jaar 1791 steekt hij met zijn vrouw over naar Stralsund om zich daar te vestigen. De Nederlandse stamvader is dan al ver weg in Frankrijk en de Republiek en maakt geen onderdeel uit van de Hollandse troepen voor de poorten van de stad in 1807 en de bezettingstroepen daarna. 

Terug   ***   Verder

1. Kirchenbuch St Jürgen Stralsund 1807, pag. 150, nr. 385, des Nachtwächters Maierfeld Ehenfrau Gertrud Johanna Kerker, geb. in Schweden, 75 Jahre, Seitenstiche. De genoemde leeftijd maakt haar 12 jaar te oud.