2.1.8. Simrishaven

Behalve de Zweedse graaf steekt na de vrede met de Russen ook een naamgenoot over naar Stralsund: Johann Caspar Meijerfeldt. Hij is een 36-jarige musketier in het Zweedse Lijfregiment van de Koningin, waarin de graaf een halve eeuw eerder kapitein was. Sinds 8 juni 1788 dient hij een zesjarig contract uit in de compagnie van kapitein Blessing, waarin hij de onder de graaf in Finland strijdende troepen vervangt om het Noors-Deense leger boven Göteborg op afstand te houden.

Johann Caspar was 5 mei 1755 geboren in Rechlin en drie dagen later gedoopt in de kerk van Retzow in het hertogdom Mecklenburg-Strelitz, zuidwestelijk van Zweeds-Pommeren. Hij was een zoon van Martin Hinrich, tuinman op de landgoederen van de adellijke familie von Kerberg (Kirchberg), en van Catharina Elisabeth Hagen. Zijn familie leeft als arme dagloner in een groep landbouwdorpen in een cirkel van ongeveer vijf kilometer op de Seenplatte (merengebied).

Vanwege de armoede komt een grote ontvolking tot  stand door emigratie naar de Verenigde Staten. De achterblijvers worden in 1916 onteigend en hun huizen worden met de grond gelijk gemaakt voor een Erprobungstelle van de luchtmacht, die later vooral door de Nazi’s intensief is gebruikt. De luchthaven bestaat nog en verder is er vooral een mooi natuurgebied ontstaan.

Johann Caspar had een andere weg gekozen en zich op 19-jarige leeftijd op de markt als soldaat laten werven. Op 30 april 1774 had hij een zesjarig contract getekend bij het eskadron Psilanderhielm van het Zweedse regiment Mörner. Dit was 400 ruiters sterk en hij kreeg als huzaar een paard toegewezen. Op de  rol staat in het midden van zijn achternaam een “n” en dat blijft daarna consequent zo. De notulist zag het misschien op de rol 13 jaar eerder achter Carl Albrecht staan of wilde onderscheid maken met het bekende Zweedse geslacht. Dit regiment had in 1704 onder generaal-majoor Johann August sr in de westelijke mars en de Slag om Posen meegedaan.

Tijdens zijn dienstjaren was Johann Caspar getrouwd in Simrishamn, een havenstad in Skåne, 40 km oostelijk van Ystad. Zijn vrouw is Gertrud Johanna Lärka, de dochter van Anders Håkansson Lärka en Anna Maria Lambertsdotter. Zij is daar geboren op 13 augustus 1744 en daarmee 11 jaar ouder. Misschien is het huwelijk een gevolg van de geboorte van hun zoon Joachim Andreas op 31 oktober 1779. Op 9 juni 1785 werd een tweede zoon Johann Caspar jr in Simrishamn geboren.

Nadat het eskadron van Johann Caspar een nieuwe chef Adolf Lewenhaupt had gekregen had hij twee keer vier jaar bijgetekend en was in 1788 naar het Lijfregiment van de Koningin overgestapt. Na de oorlog heeft hij nog een contract uit te dienen en ook zijn oudste zoon, die op 10-jarige leeftijd daarin op 15 maart 1790 pupil is geworden. Daarom arriveren in Stralsund in 1791 niet twee maar vier Meijerfeldts, ook moeder Gertrud Johanna en 6-jarige zoon Johann Caspar jr.

In die stad bevindt zich op dat moment de 3-jarige Carl Wilhelm. Bij zijn doop in de St Marien kerk op 21 maart 1788 geeft zijn 20-jarige moeder Catharina Maria Vick op dat zijn biologische vader August School heet en Stückjunker is. Dat is de beginrang voor een edelman bij de artillerie, net als de vaandrig bij de infanterie, de kornet bij de cavalerie en de konstabel bij de marine. Die rang veroorzaakt niet zozeer de vermelding van Carl Wilhelm hier, als wel zijn achternaam Meyerfeldt bij zijn huwelijk in Wismar in 1807 en de grote familie met die naam in Hamburg waarvan hij de stamvader is.

Terug   ***   Verder