In afwachting van de uitbetaling van zijn afrekening blijft Johan August von Meijenfeldt in Amsterdam. Voor een nieuwe vaart is hij afhankelijk van een nieuwe aanmonstering of een uitnodiging van kapitein Hartsinck. Al een maand later dient zich een betere kans aan. Konstabel-majoor Matthijs Baptist krijgt ontslag uit het Vast Corps ter Zee. Dat korps van 728 officieren – waaronder 30 konstabel-majoors – was in 1797 door de Nationale Vergadering in het leven geroepen. Het was aan zijn neus voorbij gegaan, omdat hij zich in Paramaribo bevond zonder belangenbehartiger in Den Haag. Op 23 augustus 1800 besluit het Uitvoerend Bewind tot een algehele vernieuwing van het korps. Johan August krijgt de vacante plaats, hoogstwaarschijnlijk op voordracht van kapitein Hartsinck. (1)
Door dit besluit is Johan August verlost van aanmonstering per vaart. Bovenop de f 30 soldij voor elke maand aan boord van een oorlogsschip ontvangt hij een vast traktement van f 250 per jaar. Elke drie maanden kan hij een kwart ophalen, mits hij of zijn gevolmachtigde over die maanden een attest van leven en inwoning in de Republiek overlegt, getekend door een publiek beëdigd persoon. Als hij zich op een oorlogsschip bevindt volstaat een verklaring van de kapitein of schrijver. Het enige dat hij verliest is zijn vrijheid om te kiezen wanneer hij op welk schip vaart en om de Republiek zonder verlof te verlaten. (2)
Bij het lidmaatschap van het korps gelden daarnaast strengere voorschriften voor het dragen van een uniform aan wal en aan boord. (3)
Bataafse Zee-Officier
Nederlandse Stichting voor Modelfiguren
In het jaar 1801 krijgt Johan August een dochter bij Maria de Ruijt. Enkele maanden later reist hij naar Vlissingen voor zijn tweede vaart naar West-Indië. In 1802 komt hij aan in St Domingo, brengt Hartsinck een bezoek aan president Jefferson en keert hij terug in de Republiek. Pas begin 1804 gaat hij weer aan boord van zijn schip de Brutus. Intussen woont hij enkele jaren in Nijkerk. Hij keert in 1807 terug naar Amsterdam om te trouwen met Catharina Margaretha Pieploo, die hem in 1808 een zoon schenkt. Het moment van afzwaaien uit het zeekorps ligt in 1809. Uiteindelijk dient hij in 1810 een rekest in bij de Minister om zijn geld los te krijgen.
1. Mutatiën Bataafsche Marine, Nationaal Archief 2.01.31, Inv 14, fol 88.
2. Organisatie van het Corps Zee-Officieren ten dienste van de Bataafsche Republiek, Nationale Vergadering 28 maart 1797.
3. Reglement omtrent de Uniformen voor de Zee-Officieren by de Bataafsche Republiek, Agent der Marine 16 mei 1798.