2.1.5. Konvooi

Aan boord van de Erfprins van Brunswijk zeilt Johan August met het konvooi het Kanaal in. Hij vaart op de rechterflank langs de Engelse kust en ziet van een afstand de marinehaven Porthmouth. Aan de andere zijde laat de linkerflank op grote afstand met vlagsignalen weten waar zij is: na een week voorbij Kijkduin en na de tweede week zelfs Duinkerken gepasseerd. De kapiteins kunnen moeilijk voor overleg in een sloep heen en weer varen, zeker niet als de schepen onder vol zeil intussen razendsnel uit het zich verdwijnen. Zij communiceren daarom met vlagsignalen, ook om te melden dat bevriende schepen zijn gesignaleerd. Het signaal voor een vijandelijk schip gaat vergezeld van een kanonschot (zonder kogel) als actie verwacht wordt. Op die manier krijgt Hartsinck drie keer opdracht jacht te maken. Eén keer komt het tot praaien (van afstand aanroepen op zee).

De Noordzee maakt plaats voor de Spaanse Zee en eind november is de noordwestelijke Kaap Ortugal gerond. De hoeveelheid koopvaarders in het konvooi neemt af, omdat zij hun bestemming bereiken of reparaties moeten laten uitvoeren. Dat geldt ook voor enkele oorlogsschepen; zij meren af in Lissabon en Cadiz. Commandant Bosch moet het konvooi om die reden vaarwel zeggen. Hartsinck vaart door met het resterende konvooi en ankert op 26 december bij Tenerife op de Canarische Eilanden. Daar nemen vijf VOC-schepen afscheid om naar China en Batavia te gaan.

De eerste dagen van 1794 geeft de Erfprins van Brunswijk vanaf Tenerife konvooi aan een groep handelsschepen de Atlantische Oceaan over. Aangekomen in de Caribische Zee splitsen opnieuw twaalf koopvaarders zich af, ditmaal op weg naar Curaçao, St. Eustatius, Demerary en Berbice. De resterende elf gaan mee tot het eindpunt Suriname. Hartsinck laat eind januari 1794 het anker lossen in de Surinamerivier.

De opdracht om konvooi te verlenen aan handelsschepen naar Paramaribo is succesvol volbracht. Van een directe terugkeer naar huis komt het niet. De opdracht kent nog een tweede deel: de kolonie beschermen tegen Fransen op open zee. De oorlog woedt al weer een jaar en de Republiek heeft Sint-Maarten een maand eerder veroverd. Ook liggen Franse kapers op de loer in Cayenne, de hoofdstad van het aangrenzende Frans-Guyana. De plantages in de kolonie hebben te maken met de marrons onder Boni vanuit het oerwoud en slavenopstanden. Op Curaçao protesteert leider Tula tegen het gebrek aan voedsel, uitputtende werkomstandigheden en extreme straffen. Beide leiders vinden snel de dood, maar behalen enig succes omdat de Franse revolutie de slavernij belooft af te schaffen en de Hollanders slavenwerk op zondag verbieden. 

Terug   ***   Verder