Anders Johan von Höpken, “Skrifter”, Stockholm 1890-1893.
DEEL 1
Konungen bedyrade med nej och påkallade mit vitnesbörd. Jag : at jag icke kunde gifva detsamma, emedan jag viste contrarium ; at för öfrigit sådant icke vore hembligit, ty på öpna couren vahrade conversation med Ribbingen, Meyerfelt etc. hela långa stunden, och som de icke vore lärde och knapt förstode mehra än deras modersmåhl, så kunde conversation icke vara interessante ther icke tahlet vore antingen om militaire eller riksdags – saker. Konungen begaf sig och sade sådant icke mehra skohla skie. |
De koning zei nee en deed een beroep op mijn getuigenis. Ik: dat ik niet hetzelfde kon geven, omdat ik het tegenovergestelde liet zien; dat dit verder geen geheim zou zijn geweest, want op de openbare rechtbank duurde het gesprek met Ribbingen, Meyerfelt enz. lang, en aangezien ze niet geleerd en nauwelijks meer begrepen hadden dan de taal van hun moeder, kon het gesprek niet interessant zijn, tenzij het gesprek over militaire of parlementaire dingen ging. De koning ging weg en zei zulke dingen niet meer zouden mogen gebeuren. |
General-lieutenant Hamilton skrifver sin broder Riksrådet till under den 13 och 14 Januari på fölljande sätt: »Fastän omstendigheterna böra vara grundvahlen, på hvilc ken hvar och en uti alla saker bör fota sina giöremåhl, hade likvist Generalerne gått ifrån denna principe om Feltmarschalken gifvit dem dehl af dess instruction, som blef dem intet förr kunnog gjordt än den 16 December Uti samma bref berättar han, at Gref Meyerfeldt skaffade Feltmarschalken alla dess spioner. |
Generaal-luitenant Hamilton schrijft op 13 en 14 januari aan zijn broer Rijksraad als volgt: »Hoewel de omstandigheden de basiskeuze zouden moeten zijn, waarop iedereen zijn acties in alle dingen zou moeten baseren, waren de generaals op de een of andere manier hiervan afgeweken, omdat dat deel van de instructie van de veldmaarschalk pas op 16 december bekend werd gemaakt. In dezelfde brief zegt hij dat Graaf Meyerfeldt al zijn spionnen aan de veldmaarschalk had gegeven. |
Pag. 304 (Brief aan Claes Ekeblad, Stockholm 03-09-1750)
Ma fièvre m’a mis hors de portée de suivre les affaires du grand monde; je sais en gros que la ville est toujours très déserte, et que relativement à la société, on ne perd rien à la retraite. La comtesse Horn a été huit jours en ville pour arranger l’ameublement de sa maison, et elle est partie ensuite pour aller passer quelque temps auprès de sa mère, où elle est encore, et où son dessin était de rester pour le moins trois semaines. J’en saurai peut être davantage après – demain. |
Door mijn koorts kon ik de zaken van de grote wereld niet volgen; ik weet in principe dat de stad nog steeds erg verlaten is, en dat je qua samenleving niets verliest als je in retraite bent. Gravin Horn (geb. Meyerfelt) was acht dagen in de stad om de inrichting van haar huis te regelen, en vertrok daarna om wat tijd door te brengen met haar moeder, waar ze nog steeds is, en waar het haar plan was om minstens drie weken te blijven. Misschien weet ik na morgen meer. |
6
BREF
TILL GENERAL-MAJOREN, SEDERMERA GENERAL-LÖJTNANTEN OCH RIKSRÅDET
GREFVE ADAM HORN
III. [8 Nov. 1757.]
Vous aurez remarqué que je n’ai point jusqu’ici relevé la conduite de M. le comte Meyerfelt votre beau-frère . Il sait que nous faisons la guerre, et il se trouve dans une armée qui est opposée aux in térêts de la Suède; il sait encore que nous avons publié dans les états d’Allemagne du Roi les avocatoires de l’Empereur portant défense de porter les armes en faveur du Roi de Prusse et de ses alliés , et malgré toutes ces re flexions et toutes ces informations il ne revient pas à son devoir et à l’ordre du Roi. Je vous suis trop attaché pour ne point avouer que j’ai fermé les yeux sur tout cela, parce que le comte Meyerfelt vous appartient par les liens du sang; mais , par un effet de ce même attache ment, je vous prierai de le réveiller à cet égard , afin qu’il ne lui en arrive rien qui puisse être désagréable. Il se trouve d’autres Suédois dans les troupes de Brunsvig, mais je n’en fais point de cas, parce qu’ils se trouvent exilés et expatriés. Je m’intéresse uniquement à M. le comte Meyerfelt par l’intérêt que vous prenez à ce qui le touche.1
Orig. i Kongl. Bibl. 1. Meyerfelt, med hvars syster Horn var gift, hade 1745 gått i osterrikisk krigstjenst och blifvit 1747 general-adjutant hos prinsen af Waldeck, men under pommerska kriget deltog han såsom chef för en tysk grenadier-bataljon bl.a. i eröfringen af Wollin ( 1759 ), i anledning hvaraf Rådet beslöt att till Lantingshausen hänskjuta hvilken belöning honom borde tilldelas, då han svid de flesta betydande tillfällen varit brukad och anfört sin egen bataljon samt sig alltid med utmärkt nit och mandom förhållit». (Råds-prot. i Krigs-Ar. 1759 f. 1150.). |
U zult gemerkt hebben dat ik tot nu toe niets heb opgemerkt over het gedrag van graaf Meyerfelt, uw zwager. Hij weet dat we in oorlog zijn en hij zit in een leger dat tegen de belangen van Zweden is; hij weet ook dat we in de koningsstaten van Duitsland de pleitbezorgers van de keizer hebben gepubliceerd die het dragen van wapens verbieden ten gunste van de koning van Pruisen en zijn bondgenoten, en ondanks al deze overwegingen en al deze informatie keert hij niet terug naar zijn plicht en het bevel van de koning. Ik ben te gehecht aan u om niet te bekennen dat ik mijn ogen voor dit alles heb gesloten, omdat graaf Meyerfelt u door bloedbanden toebehoort; maar door een effect van dezelfde gehechtheid zou ik je willen vragen hem in dit opzicht wakker te schudden, zodat hem niets overkomt dat onaangenaam zou kunnen zijn. Er zijn andere Zweden in de troepen van Brunsvig, maar ik geef niet om hen, omdat het ballingen en expats zijn. Ik ben alleen geïnteresseerd in de Heer Graaf Meyerfelt door de interesse die u toont in wat hem aangaat. 1. Meyerfelt, met wiens zus Horn getrouwd was, was in 1745 in Oostenrijkse militaire dienst gegaan en werd in 1747 adjudant-generaal van de prins van Waldeck, maar tijdens de Pommerse Oorlog nam hij deel als commandant van een Duits grenadierbataljon o.a. bij de verovering van Wollin (1759), op grond waarvan de Raad besloot om naar Lantingshausen te verwijzen welke beloning hem zou worden toegekend, aangezien hij bij de belangrijkste gelegenheden was ingezet en zijn eigen bataljon leidde en zich altijd met uitstekende ijver en mannelijkheid gedroeg”. (Raadsprotocol, Krijgsarchief 1759 f. 1150.). |
DEEL 2
Pag. 70 (jaarwisseling 1746-1747)
Ricksens Höglofl. Ständers Secrete Utskotts benägna och högtuplysta ompröfvande hemställes ödmjukast, om icke nödigt vara vill det öfver Finland blefve satt en general-gouverneur, och at samma beställning, som elljest torde med herr riksrådet gref Meyerfelt vara ämnat at uphöra , äfvenledes i Pommern continuera måtte. |
Volgens Ricksen’s geprezen en veel gepubliceerde heronderzoek van de Hoogl. Standen Geheime Raad besluit, dat het niet nodig was een gouverneur-generaal over Finland te benoemen, en in hetzelfde bevel, dat anders de heer Rijksraad graaf Meyerfelt nodig was geweest, terwijl hij in Pommeren moest doorgaan. |
Under den tiden yppade sig alt mehr och mehr, at juvelerne icke mehra voro i riket, at de med gref Meijerfelt blifvit utsände, at hertigen af Braunsweig lånt derpå 18,000 rdr, incasserade af gref Meijerfelt uti vexlar på Grillen hos en banquier uti Hamburg, benämnd Stenglin, och under namn af Vitzthum. Få dagar innan conspira tionen uptacktes uttogos penningarne af marskalck Horn och gref Brahe. Detta alt gaf Grillen i Rådet tillkiänna. |
In die tijd kwam van alles steeds meer aan het licht, dat de juweliers niet meer in het koninkrijk waren, dat zij en graaf Meijerfelt waren weggestuurd, dat de hertog van Brunswijk toen 18.000 rijksdaalder leende, geïnd door graaf Meijerfelt in wissels aan Grillen met een bankier in Hamburg, genaamd Stenglin, en onder de naam Vitzthum. Een paar dagen voordat de samenzwering werd ontdekt, werd het geld ingetrokken door maarschalk Horn en graaf Brahe. Grillen erkende dit alles in de Raad. |
Pag. 462 (1758)
Hvad Eders Excellence hemställer angående grefvinnan Meyerfelt2 bifaller K. Maj:t alldehles och desslikes om alla af adel och ståndspersoner som villja utur staden sig retirera, ty myckenheten af inbyggiare öka uti en inspärrad stad dyrhet på lifsmedel, trängseln på utrymme och flere deraf timmande olägenheter.
2. Grefvinnan M., som ägde ansenliga landtgods i Pommern, önskade att af fältmarskalken få utverka pass för sig och sitt folk att resa till sina gods. Lehwaldt hade förut utfärdat varning till invånarne i Svenska Pommern att icke fly undan och derigenom lemna sina gårdar öde och utan tillsyn. |
Wat Uwe Excellentie zegt over gravin Meyerfelt2, keurt de Kon. Maj. volledig goed en evenals alle adel en hoogwaardigheidsbekleders die zich uit de stad willen terugtrekken, omdat de veelheid aan inwoners in een gesloten stad de kosten van levensonderhoud verhoogt, de verdringing van de ruimte en verschillende daaruit voortvloeiende ongemakken. |
Pag. 642 (06-01-1760)
De officerare, hvilka Lantingshausen föreslagit till erhållande af utmärkelse, voro: (…) majorerne grefve Meyerfelt (…). |
De officieren die Lantingshausen voor de onderscheiding had voorgesteld waren: (…) majoor graaf Meyerfelt (…). |