1.4.6. Danzig & baron

Carl Friedrich von Meijerfeldt verliest op 28 februari 1705 zijn regimentschef Von Campenhausen, die op 65-jarige leeftijd in Riga overlijdt. Hij gaat een tijd lang zelf het commando voeren omdat generaal Lewenhaupt niet meteen een vervanger benoemt. Pas op 14 juni 1706 zal het bevel overgaan op kolonel Eric Göran von Vitinghoff.

Zijn broer Johann August von Meijerfeldt is in 1705 aan de zijde van de Zweedse koning Karel XII te vinden. Het winterkwartier slaat hij weer zo dicht mogelijk bij de thuishaven van zijn soldaten op: in Dirschau (Tczew) aan de Weichsel, vlakbij de havenstad Danzig, destijds door de Hollandse kooplui Danswijk genoemd (Gdañsk). (1) Hij raakt daar Duitse soldaten kwijt, maar weet er veel meer te werven tot een sterkte van 1.350 man. Op 12 juni breekt de koning met zijn hoofdmacht op naar Blonie en laat Johann August bij Danzig achter. 

Danzig is internationaal erkend als neutrale en vrije handelshaven, die dankzij de Poolse export tot de grootste en rijkste stad aan de Oostzee is uitgegroeid. Er wonen katholieke Polen, lutherse Duitsers en calvinistische Hollanders. Vanwege de afwezigheid van een leger en vloot had de stad zich lange tijd geleden onder de bescherming van de Poolse koning geplaatst. Die koning was inmiddels een afgezworen buitenlander en daarin ziet Karel XII aanleiding de stad zijn wil op te leggen. Johann August rapporteert hem tijdens zijn vele bezoeken aan de stad over de aanzienlijke sterkte van de vesting. Bovendien waarschuwen de Engelse gezant Robinson en Hollandse gezant Van Haersolte de Zweedse gezant Cuypercrona hun handelspartner en bezittingen in de stad met rust te laten.

Dat brengt Karel XII op het idee niet aan de positie van de stad te tornen, maar de dankzij hem medio 1704 gekozen Poolse koning Stanislaus zonder reserve als beschermheer te erkennen. Daarover ontstaat een conflict. Twee Poolse vorsten die August de Sterke nog steunen verblijven in de stad. Carl XII ziet dit als aantasting van de neutraliteit, het stadsbestuur juist als teken van neutraliteit. Op 22 juni rijdt Johann August de stad Danzig binnen en laat de Raadspresident weten dat er geen ruimte voor discussie is. Hij dreigt zijn naam als stedenbrander eer aan te doen. De Raadspresident schrikt hevig en verzekert dat de twee vorsten de stad al weer hebben verlaten. Dat wekt nog meer woede bij Karel XII op en Johann August eist nu van de stad uitlevering van de twee, waar ze zich ook maar bevinden.

Een tweede conflict zou zijn opgekomen, doordat het bestuur van Danzig met een beroep op neutraliteit een met voorraden en troepen aangekomen Zweedse vloot de doorgang over de Weichsel zou hebben geweigerd. Het lijkt er op dat dit het conflict is dat Stenbock in 1703 met de stad had, toen Karel XII bezig was de vrije zustersteden Thorn en Elbing te veroveren.

Johann August maakt nog geen aanstalten zijn vurige dreigement te volvoeren. De stad is geneigd de kwestie af te kopen voor  50 of 60.000 rijksdaalder. Enerzijds wordt gezegd dat de koning nog geen shilling wil aannemen, anderzijds dat het bedrag eerder 400.000 rijksdaalder zou moeten zijn. (2)


De Danziger Werder, rechts van de stad

Karel XII maant Johann August met het platbranden van  voorsteden en hoeven te beginnen. Met dat doel arriveert hij op 8 juli met 2.000 à 3.000 dragonders in de Danziger Werder. De bevolking wil tegenstand bieden, maar het stadsbestuur hoopt nog op een vergelijk. In die zin schrijft ook Johann August terug aan zijn koning. De adviseurs van Karel XII bedenken een gematigder pressiemiddel. Hij moet voor het onderhoud van zijn troepen dagelijks 4.441 broden, 4.441 stukken vlees, 2.221 stukken spek, evenveel gort, 8.840 maten bier, 12.660 balen hooi, 660 schepel haver en 420 rijksdaalder in contanten eisen. (3)

Koning Karel XII geeft Johann August von Meijerfeldt regelmatig promoties in de militaire rangen vanwege zijn moed. Hij is inmiddels generaal-majoor met een eigen regiment. Hij geeft hem vanwege diens loyaliteit een andersoortige promotie: in zijn Hof te velde in het aan Silezië grenzende Rawicz verheft hij hem op 12 juli 1705 tot baron (friherre). Of Johan August de grote afstand overbrugt om persoonlijk voor een ceremonie over te komen mag worden betwijfeld. In de brief worden zijn vele militaire verdiensten beschreven, die in de voorgaande paragrafen als primaire bron zijn gebruikt. Broer Wolmar Johann wordt in de brief bijgeschreven. (4)

Wapenschild getekend in de Frijherre Bref, Ridderhus Finland

Het adelschild is nu hartschild, waarin de geharnaste arm is gedraaid. Rondom vier kwartieren: in het eerste en vierde drie zilveren adelaarskoppen in een azuren veld; in het tweede en derde drie kelen kogels tussen twee kelen schuinbalken in een gouden veld. De helmversiering bestaat uit twee open toernooihelmen. Daarop en -tussen totaal drie baronkronen. Daarboven rechts gekruiste zwaarden en links een adelaarskop met vier vaandels. Lofwerk zilver-azuur en goud-keel. De gekozen schildstukken refereren aan zijn militaire verdiensten: adelaarskoppen, kogels, helmen, zwaarden en vaandels. In het lofwerk van het vorige wapen heeft het sinopel (groen) plaats gemaakt voor keel (rood).

Omdat de broers vóór introductie in het Zweedse Ridderhuis al weer verhoogd waren tot graaf, is afgezien van introductie van de wapenbrief. Volgens het register van het Ridderhuis had het baronnenwapen tussen de nummers 111 en 112 geplaatst moeten worden. In sommige wapenboeken is desalniettemin toch een afbeelding gemaakt:

C.A. Klingspor, “Sveriges Ridderskaps och Adels Vapenbok”, Stockholm 1890, pag. 113
G. Elgenstierna, “Den introducerade svenska Adelns ättertavlor”, Stockholm 1930, deel V, pag. 227

Carl Friedrich is zeker niet bij een ceremonie, want hij neemt als interimchef van het Österbottenregiment op 16 juli deel aan de gewonnen Slag bij Gemäuerthof (Muhrenhoff, Mūrmuiza), waar hij met Horn succesvol de rechterflank aanvoert, tegen de Russen onder Sjerementjev, die Koerland stap voor stap proberen te veroveren. Ondanks deze wapenfeiten en zijn huwelijk op hoog niveau wordt hij niet op de baronnenbrief bijgeschreven. (5)

Het conflict met Danzig loopt met een sisser af. Johann August weet het stadsbestuur te bewegen zich in een brief aan Karel XII zonder trots beroep op de neutraliteit en privileges om de genade van de Zweedse koning te smeken. Daarmee is voor Karel XII inderdaad de kous af. Voor Johann August nog niet. Pas als hij op 22 augustus orders krijgt met zijn troepen naar Warschau te trekken voor de kroningsplechtigheid van Stanislaus, begeeft hij zich naar het Raadhuis van Danzig. Tot verrassing en opluchting van de Raad deelt hij mee met zijn troepen uit de Werder en Dirschau weg te trekken. De Raadspresident noteert zelfs dat hij “sich endlich für gute bewirtung” bedankt. Per saldo is de betaalde contributie heel wat lager dan de schade die ontstaan was als Johann August zijn opdracht tot verbranding had uitgevoerd. De angst van de stad is nog niet compleet verdwenen, want de Zweden kunnen zomaar weer terugkeren en dat geldt ook voor de Saksen en de Russen. (6)

Er ontstaat een probleem, als Johann August de door hem uit de Danziger Werder gehaalde contributies als soldij aan zijn soldaten wil uitbetalen. Koning Stanislaus eist het bedrag niet zonder grond op als de jaarlijks belasting die de stad aan de Poolse koning moet betalen, maar Karel XII wijst dit af: (7) “Daβ Meijerfeldt sein Geld verliert, wird sein Regiment in einen schauerlich häβliches Labyrinth versetzen.” Johann August had voor vuistgevechten en wanordelijk gedrag onder de buitenlandse huurlingen gewaarschuwd.

De altijd lichtgeraakte generaal Magnus Stenbock, die het eerder aan de stok had met Wolmar Johann, trekt zich deze waarschuwing aan alsof gericht tegen zijn eigen vreemde troepen. Hij spreekt Johann August daarom aan op de slechte staat van zijn troepen en eist een financiële afrekening. Als hij niets hoort zegt de arrogante Stenbock misprijzend dat hij blijkbaar liever een lakei van de koning dan een goed generaal-majoor is. Dit keer komt er wel een reactie van Johann August: “Ik ben geen luitenant-generaal, maar wel generaal-majoor, en wat vandaag niet is kan morgen zijn.(8) De zaak zou verder uit de hand zijn gelopen, doordat de opvliegerige Von Meijerfeldt in het zicht van zijn regiment Stenbock een vuistslag geeft ofwel zijn vuisten tegen hem opheft. (9) Stenbock brengt de zaak voor de Krijgsraad. Na het afnemen van de getuigenverhoren laat Stenbock  overal horen dat Von Meijerfeldt een veroordeling gaat krijgen en verdere promotie kan vergeten. Tot zijn grote ongenoegen gelast de Krijgsraad het spektakel op instigatie van de koning af en hoort hij voor het eerst van de verheffing van zijn vijand tot baron. Karel XII acht zijn twee favoriete generaals te belangrijk om één van hen te moeten missen. Daarmee is ook deze kwestie beëindigd, hoewel bij Stenbock een doorn blijft steken. (10)

Johann August moet de afrekening nog wel voltooien. In een brief van 23 maart 1706 vraagt hij aan het bestuur van Danzig om een berekening van wat hij uit de landerijen heeft gehaald. Daar is een jaar voor nodig, want hij ontvangt pas op 25 januari 1707 een Attestation wegen der Meijerfeldtschen Contribution (von 1705)”. De inwoners van de Danziger Werder betaalden 52.716 gulden (50 gulden per Hufe). De dorpen op de Nehrung en Scharpau die geen inkwartiering kregen  moesten zich met 72 gulden per Hufe vrijkopen (Nehrung 19.430 gulden, Scharpau 16.317 gulden). Door nog enkele extra bedragen en de betalingen in natura kwam het bedrag boven 100.000 gulden. (11)

Eind augustus 1705 marcheert Johann August met zijn regiment en die van Stenbock, Dücker en Taube snel naar Warschau om de kroning van Stanislaus bij te wonen. Vooral door de Zweedse veldtocht door Polen was er geleidelijk een meerderheid voor hem ontstaan en de Paus had zijn dreigement om bisschoppen in de ban te doen ingetrokken. Onderweg terug naar Danzig om de kardinaal-primaat konvooi te geven hoort Johann August dat de uitnodiging weer afgeslagen is. Hij gaat naar Thorn, waar de bisschop van Lemberg zich op zijn landgoederen in het bos verborgen houdt, en vertelt hem dat de problemen tot het verleden behoren. Samen reizen zij naar Warschau, waar Stanislaus de bischop vraagt hem namens de kardinaal-primaat te kronen. (12) De schitterende kroningsplechtigheid vindt op 24 september 1705 plaats. Kort daarna wordt een vredesakkoord tussen Zweden en Polen gesloten.

Johann August bevindt zich al die tijd met zijn 1000 man sterke regiment bij de koning in de stad Blonie, 35 km ten westen van Warschau. Net als het hele Zweedse leger en de koning brengt hij de winter op het open veld door. Waarschijnlijk heeft Karel XII dan al het idee om te breken met de code om in de zomer en de herfst oorlog te voeren en in de winter en het voorjaar rust te houden. Dat blijkt als hij op 29 december opdracht geeft in oostelijk richting naar Litouwen op te trekken. Direct blijkt het grote voordeel van een winterveldtocht, namelijk de snelheid van marcheren over bevroren moerassen en besneeuwde vlakten.

Terug   ***   Verder

1. Post=Tijeder, 27-02-1705.
2. A.J. Veenendaal, “De briefwisseling van Anthonie Heinsius 1702 – 1720”, Rijks Geschiedkundige Publicatiën“, Den Haag 1981. Post=Tijeder, 08-08-1705.
3. I. Le Long, “Het leven van den heldhaften Carel den XIIden, Koning der Sweden”, Amsterdam 1721, deel 3, pag. 422.
4. Frijherre Bref för General Major Johan August Mejerfeldt, Rawicz 12 juli 1705.
5. Verslag in brief van de secretaris van Lewenhaupt aan Johann August in Dirschau, twee maanden na de veldslag afgedrukt in de Haagse krant “The Present State of Europe of the Historical and Political Monthly Mercury”, pag. 336.
6. H. Saarinen, 
“Danzig und Karl XII. im Nordischen Krieg”, in “Bürgerstadt und absoluter Kriegsherr”, Helsinki 1996, pag. 276-278.
7. E. Carlson, “Die eigenhändige briefe König Karls XII.”, Berlin 1894, pag. 331. Brief van 28 juli 1705 van de secretaris van Lewenhaupt aan Johann August in “Europese Mercurius”, deel 16:2, pag. 336-337.
8. C. Annerstedt,  “Fältmarskalken grefve Magnus Stenbock minnesanteckningar”, Svenska  Akademiens Handlingar”, deel 20, 1905, pag. 105.
9. C.G. Grimberg, “Svenska folkets underbara öden”, deel 5, Stockholm 1916, pag. 38.
10. Riksarkivet, 1112.1
Riksregistraturet, B/639, folio 610-610v. M. Stenbock, “Bilagor till Stenbocks journal”, Karolinska Krigares Dagböcker jämte andra samtidiga skrifter, deel 12, Lund 1918, pag. 273-280. A. Marklund, “Stenbock. Ära och ensamhet i Karl XII:s tid”, Lund 2008.
11. H. Saarinen, pag. 276 e.v., noot 154.
12. Riksarkivet Sverige, 1112.1. Riksregistraturet 1523-1718, B/671, folio 151, “Grefwe Bref för K: Rådet, Generalen och Gen: Gouverneuren, Johan August Meijerfeldt. dat. Demotica d. 3 Martij 1714.