2.3.4. Op de Wadden

In Pommeren is de familienaam in het jaar 1802 aan het verdwijnen. De gravin laat zich niet meer zien en stoot haar laatste eigendommen af. In november koopt Thilo het legaat af voor 500 rijksdaalder ineens. (1) Nadat Hagenow de rijksadelstand met het suffix von verkrijgt wordt hij samen met zijn zwager Joachim Christian von Rodbertus, koopman in Barth, eigenaar van Medrow. (2)


Ten noorden van Sülze koopt Thilo een Gehöft (hofstede) in de aangrenzende stad Marlow. Met het bedrag van het afgekochte legaat kan hij de opstallen en de inventaris betalen. Als zekerheid voor het toekomstige aandeel van zijn twee stiefkinderen en zes eigen kinderen vestigt hij een hypotheek op de hofstede. Het hele gezin verhuist er naar toe. Over de weg of over de rivier de Recknitz is het nog maar 15 kilometer naar Damgarten aan de Oostzee.

Hagenow ziet als voogd toe op de hypotheekvestiging, mede namens Steinmann, die inmiddels eigenaar in Gnoien is geworden. PommerEsche dient voor zijn extra werkzaamheden een rekening in, maar die willen de voogden niet betalen, met het argument dat het testament uit 1789 bepaalde dat de twee kinderen kostenvrij moesten blijven. In 1803 oordeelt het Gerechtshof van Greifswald dat Hagenow sinds zijn eigendom van Medrow toezichthouder op voogden is geworden, waardoor zijn voogdij voor de twee kinderen van rechtswege vervallen is. Dit vonnis blijft in 1805 overeind in appèl bij het Tribunaal in Wismar. De twee kinderen verlaten dat jaar het ouderlijk huis in Marlow: de 20-jarige dochter vanwege haar huwelijk met tweevoudig weduwnaar houtvester Prillwitz in het nabij gelegen Freienholz. De 17-jarige zoon vertrekt als leergezel bij een koopman in Teterow. (3)

In het leven van Johan August zit een periode van 16 maanden waarin hij niet scheep gaat en geen andere gebeurtenissen bekend zijn. Begin 1804 haast hij zich terug naar de Brutus, omdat hij op 19 januari de opdracht krijgt zich daar met de meeste spoed naar toe te begeven. Zijn opvolger Hendrik Brugmeijer ligt namelijk in het hospitaal vanwege een ernstige blessure aan zijn gezicht, waardoor deze kort daarop ontslag krijgt vanwege ‘langdurige indispositie’. De arbeidsrechter is dan nog toekomstmuziek. De Brutus ligt nog in het Nieuwe Diep, waar hij op 26 februari aan boord gaat. Zijn kapitein is schout-bij-nacht Albert Kikkert, die maar liefst hele vloot ter dekking van IJ, Texel, Delfzijl en Eems commandeert. Op 2 maart raakt het schip op drift door harde wind, loopt vast en breekt de boegspriet. Daarna steekt de vloot over naar de Wadden. (4)

Kort daarop overlijdt  Maria de Ruijt op 30-jarige leeftijd in Amsterdam. Daarmee verliezen haar ouders Matthijs de Ruijt en Rosina Swart hun enige nog levende dochter. Haar lichaam wordt op 24 april 1804 met een koets naar het Westerkerkhof gebracht en daar begraven. (5)

Dochter Wilhelmina Augusta is nog geen drie jaar oud en is al wees. Haar 65-jarige oma schrijft haar in bij het Aalmoezeniersweeshuis. (6)

Oma slaagt in haar opzet haar kleindochter als wees aangewezen te krijgen. Zij laat haar daar niet achter, maar mag haar zelf als “min” thuis opvoeden. Daaruit haalt zij het voordeel dat zij elk kwartaal bij het weeshuis een vergoeding van 15 gulden kan ophalen en zo nu en dan kousen, schoenen, een hemd, muts, japon en/of jakkie kan meenemen. (7)

De jonge Wilhelmina Augusta blijft betekenis hechten aan haar vader. Anders dan de meeste andere zeemannen had hij zich bekend gemaakt en haar doop geregeld. Wellicht had hij zich in 1803 ook weer om haar bekommerd. De rest van haar leven draagt ze zijn achternaam en tot haar dood houdt zij vast aan diens Hersteld-Lutherse religie, hoewel haar grootouders en latere familieleden Nederlands Hervormd zijn.

In de krant staat het bericht dat in Den Haag op 19 oktober 1805 eindelijk het soldij van de reis naar St Domingo gaat worden uitbetaald.

Bataafsche Staats-Courant 14-10-1805

De scheepsrol bevat de volgende kostenopstelling:

BEGIN EIND PERIODE BEREKENING
26-11-1801 11-09-1802 9 mnd + 16 dag à f 30 = f 286.-
Brutus – Hartsinck   Voorschotten en betalingen
– f 92,2 = f 193.8

Naast het doorlopende traktement kan Johan August f 193.8 (laten) incasseren. (8)

Onder Kikkert is Johan August steeds aan boord. De vaarten blijven beperkt tot de kust om een confrontatie met de veel sterkere Engelse vloot te vermijden. In oktober 1805 beogen de Frans-Spaanse bondgenoten daar een einde aan te maken met een grote invasie in Engeland, maar dat initiatief eindigt in de bekende Slag bij Trafalgar.

Terug   ***   Verder

1. Toch komt een bedrag van 1.000 rijksdaalder voor in haar Nalatenschapsbeschrijving van 1817. Dit toevallig even grote bedrag had de gravin in 1798 geleend van de inmiddels gepensioneerde Justitieraad Palmsvärd, oorspronkelijk Jan Eric Nibelius, een goede vriend van oud-huisleraar Kellgren. J.E. Palmsvärd. autobiografie, Stockholm 1931. ♣
2. Over
Friedrich von Hagenow schrijft zijn achterkleinkind Ulrike Cordt, Freising 23 januari 1996 [CH-279]. Het later door de familie op Medrow gebouwde landhuis is inmiddels helemaal vervallen en overwoekerd.
3. Der Eigentümer Hagenow zu Langenfelde und Friedrich Steinmann zu Gnoien als Vormünder der Thilowschen Kinder contra das königliche Hofgericht in Greifswald, Wismarer Tribunal, Relationen, Urteilsbegründungen des Assessoren, Landesarchiv Greifswald, 010.01. Schwedische Regierung Stralsund. 1805 IV nr. 6, pag. 1-88.
4. Verbaal Commissaris-Directeur Amsterdam 1804, Nationaal Archief 2.01.29.01, Inv 711, fol 28. Rangschikking van het Corps Zee-Officieren, NA 2.01.29.03, Inv 180, fol 235. Confereer-Rolle Brutus 1803, NA 2.01.30, Inv 280, fol 10.
5. Wester Kerkhof  1798-1805, Stadsarchief Amsterdam 5001, Inv 1120 , fol 241v.
6. Inneemboek Aalmoezeniersweeshuis, SA PA 343, fol 190.
7. Minnenlonen en Uitbesteedboek Aalmoezeniersweeshuis, SA PA 343, Inv 300, fol 10 resp. Inv 273, N 2217.
8. Confereer-Rolle Brutus 1799, NA 2.01.30, Inv 183, fol 11.