2.6.3. Prinses Beatrix Lyceum

Govert, de jongste zoon in het gezin Augustijn, gaat niet naar Nederlands-Indië en maakt de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog niet mee. Na het overlijden van zijn moeder in 1939 vertrekt hij namelijk naar Zwitserland. Hij wordt naast jonkvrouw Chr. Snouck Hurgronje leraar klassieke talen aan het net opge­rich­te Nederlandse Prinses Beatrix Lyceum (P.B.L.) in Flims-Waldhaus. Daar komt hij al vroeg in aanra­king met vernieu­wingen in het onder­wijs. Het is een bijzonde­re school van basisonderwijs tot eindexamen voor kinderen van gegoe­de ouders, ouders die in Nederlands-Indië verblijven en kinderen die vanwege asthma baat hebben bij goede klimatologische omstandigheden (veel UV-licht, droge stofvrije lucht, weinig wind, hoogte van 1150 meter).

Het Ministerie van Onderwijs in Nederland geeft voor zes jaar onderwijs- en examenbevoegdheid aan het P.B.L. Sinds de Nederlandse bezetting komen er echter geen eindexamenopgaven en gecommitteerden naar Flims-Waldhaus meer. De docenten lossen het zelf op, met hulp van Nederlanders in Zwitserland. De Nederlandse gezant in Bern wordt bereid gevonden alle zes geslaagde kandidaten een officieel stempel te geven. Een ander probleem is dat de instroom van nieuwe leerlingen opdroogt, waardoor het aantal rond de 70 stagneert en de inkomsten te klein zijn. Van subsidie uit Den Haag was en is geen sprake. 

Govert begint meer taken op zich te nemen dan alleen klassieke talen. Bij de jaarlijkse feestdag op 31 januari 1941 (de geboortedag van Prinses Beatrix) geeft hij een verhandeling over alle coupletten van het Wilhelmus. Eind februari regisseert hij het toneelstuk “Het geheim van het medaillon”. De jaren daarop doet hij dat steeds, zoals in 1946 “Het spook in Summerfield Castle”.

De situatie van het P.B.L. begint problematisch te worden. Het Duit­se bevel om de school te sluiten wordt genegeerd. De drang van de plaatselijke autoriteiten om er een internationale Zwitserse school van te maken ook. Er zijn echter flinke verliezen en er wordt een deviezenstop verwacht. Minister Bolkenstein stelt vanuit Londen vast dat het P.B.L. normaal onderwijs verzorgt en recht heeft op reguliere schoolfinanciering. De kosten zullen voor 75% worden gedekt, mits naar een goedkopere locatie wordt verhuisd en een nieuw onafhankelijk bestuur wordt gevormd. Met steun van de gezant en de Zwitserse regering valt het oog op het leegstaande ‘Hotel du Parc’ in Glion bij Montreux. De docenten verhuizen met 7 wagonladingen en nemen ge­noegen met kost en inwoning, een beetje zakgeld en een uit voet­tochten door half Zwit­serland bestaande vakantie. Er zijn veel personeelswisselingen. Een nieuwe collega van Govert, Mej. Jongbloed uit Tessin, gaat binnen een jaar al weer naar huis en haar opvolger Pater-Jezuïet Hertogh van het klooster in Sion mag na een ruim jaar van de Zwitserse autoriteiten geen les meer geven. 

Ansichtkaarten van het P.B.L. in Flims-Waldhuis en Glion

Engelandvaarders stranden in Zwitserland en moeten in internering, maar hun kinderen krijgen toestemming aan het P.B.L. les te krijgen. Het leerlingental groeit naar 90 en verder en de tot dan toe kleine internaten voor jongens en voor meisjes groeien sterk. Een be­slag door een deur­waar­der wordt ongedaan ge­maakt ten gevolge van een bedelactie bij alle Nederlanders die in het telefoon­boek worden gevonden. 

In 1947 arriveren kinderen uit Jappen­kampen op Java en Sumatra om hun clandes­tiene onder­wijs af te ma­ken. Voor hen wordt een Indi­sche Afdeling opgericht. Daarna ko­men weer steeds meer astmapatiënten. Begin 1948 wordt Govert hoofd-internaatsleider over 60 kinderen, “wat de volledige goedkeuring kan wegdragen van alle jongens.” Zijn voor­ganger was na drie dagen weggepest. (1)

“Ik moest de volgende ochtend de lei­ding van dit opstandige internaat van 60 jongens tussen 16 en 20 jaar overne­men. Ik heb toen mijn ideeën van inter­ne demo­kratisering in praktijk ge­bracht. Dat had soms een goed resul­taat, maar soms leek alles voor niets. Ik herinner me een zeer onaangenaam inci­dent, dat in positieve zin werd opgelost, doordat de gemeen­schap zich vrijwillig een kollek­tieve straf opleg­de. Het was al­tijd een hache­lijke on­derneming een stel Ne­derlandse jongeren op te voeden in een land, dat een heel ander gevoel voor humor had dan wij.” (2)

Govert moet hiervoor zijn eerder verkregen conrectorschap opgeven. Voor ouders verzorgt Govert een cursus Zweeds, is nog steeds regisseur van alle toneel­voorstellingen en doet veel aan sport met de leerlingen: berg­toch­ten, paardrijden en skiën tot de ‘zilve­ren test’. Het P.B.L. krijgt begin 1949 de garantie en subsidie uit Den Haag voor een groei naar 160 leerlingen, Govert is weer  conrector en viert in september zijn 10-jarig jubileum. Diezelfde maand devalueert de gulden met ruim 30%, waardoor in 1950 geen Zwitserse francs meer beschikbaar zullen komen. Verplaatsing van het P.B.L. naar een goedkoop land (zoals Frankrijk) is voor de tweede keer noodzakelijk.

Amote Speciaal 1989, pag. 37

Na vergeefse beroepen op Den Haag om het deviezenkanaal open te houden en pogingen een locatie in Frankrijk te vinden valt het doek. Alle partijen leggen zich bij de sluiting neer. De verhuiskisten arriveren in juni 1950  Govert gaat op zoek naar een vacature voor een schoolleider ergens in Nederland en komt zodoende in Heerlen terecht.

Terug   ***   Verder

1. W.G. Noordegraaf, “Historisch overzicht van het P.B.L. tijdens zijn bestaansperiode 1939-1950”, Amote Speciaal 1989.
2. “
Tot mijn spijt”, afscheidsbundel Corderius College 1973.