2.2.6. Afzwaaien

Het huwelijk wordt onmiddellijk geconsumeerd en Cato raakt zwanger. Negen maanden na het huwelijk baart Cato op 29 september 1808 een zoon. Johan August doet aangifte bij de gemeente en geeft zijn eerste zoon de traditionele voornamen Johan August, roepnaam Jan. In de Oude Lutherse Kerk vindt op 5 oktober de doop plaats door de Hoogduitse Lutherse dominee Ebersbach. Doopgetuigen zijn Carolus en Juliana von Meijenfeldt. (1)

Johan August is vóór en na de geboorte van zijn zoon bepaald niet thuis. Van 1 tot en met 18 april 1808 doet hij mee aan de Escadrille voor Texel onder vice-admiraal Kikkert en 1 juli begint hij aan de volgende Escadrille voor Texel, nu onder kolonel Hofmeijer. Voor de geboorte en doop van zijn zoon mag hij blijkbaar aan wal. Pas op 1 april 1809 is de missie beëindigd. Op 11 augustus neemt hij deel aan ’s Konings Armada voor Amsterdam onder schout-bij-nacht Verdooren. Daartoe krijgt hij een bevordering tot commandeur tegen 40 gulden per maand, zijn hoogste soldij ooit. Deze armada is een samenballing van de hele noordelijke marinevloot rondom de Oude Stelling van Amsterdam, waar koning Lodewijk Napoleon een Engelse invasie verwacht, net als in 1799. De invasie komt echter op Walcheren, maar mislukt ook. Niet door de Franse tegenstand maar door de Zeeuwse koorts. Deze combinatie van malaria, vlektyfus, buiktyfus en dysenterie schakelt een kwart van de troepen uit. De Franse maarschalk Bernadotte valt in ongenade en accepteert het Zweedse aanbod om daar kroonprins te worden. Walcheren komt bij het Franse keizerrijk en een half jaar later raakt Lodewijk Napoleon heel Zeeland, Brabant en Limburg kwijt aan zijn broer.

Hendrik Pieplo merkt dat beide partijen het Continentaal Stelsel plotseling streng naleven. Met zijn schip «De Twee Gezusters» vertrekt hij uit Bergen in Noorwegen op 7 september 1809 naar Texel. De advocaat-fiscaal-generaal des Konings laat beslag legt beslag op de 196 vaten traan in zijn schip en dagvaardt rond de jaarwisseling alle betrokken Amsterdamse handelaren. Hendrik mag intussen op 1 november uit Texel vertrekken, maar terug uit Bergen brengen de Engelsen zijn schip op 27 januari 1810 in Yarmouht op.

Gravure, gekleurd, op papier. 15,5 x 19,2 cm
Gelders Archief, Collectie Alexander Ver Huell, 2039-1781 

Johan August richt een verzoek aan de minister van marine, Carel Hendrik Ver Huell of Paulus van der Heim. Om het te laten opvallen maakt hij een kleurrijk papier, met bovenop kroon, wapen en rood-wit-blauwe vlaggen en wimpels van het Koninkrijk Holland. Rondom tekent hij brandbommen, kogels en kanonnen om zijn werk als konstabel te illustreren. In het midden schrijft en ondertekent hij op een peervormig omlijnd plaket het volgende gedicht:

Een Blijk van Hulde en trouw  eerbiedig opgedraagen
Is plicht, en toont hoe zeer men agting voed.
ik zag met blijder hart, uw zon van glorij daagen,
Geen neevel mindre ooit zijn vollen hellen gloed
Mijn Hart ontvonkt van Vreugd, bij ’t aangenaam herdenken
Hoe ‘k ooggetuigen ben, dat van een klijnen Graad
Van trap tot trap verhoogd, ‘k U zie ’t vertrouwen schenken
tot ’s zeemagts hoogsten stand, tot ’s Konings eersten raad
Mogt mijn getrouw gevoel, mijn zucht tot plicht betrachten
Mij bij mij uw waard doen zijn, dat gunstig g’ aan mij denkt
Zo kan ik zekerlijk beter en kort verwagten
Dat op ’t gedaan verzoek een gustig antwoord schenkt

Bij deze tekening heeft Johan August kennelijk een verzoek gevoegd. Naar alle waarschijnlijkheid wil hij ontslag krijgen uit het Vaste Corps Zee-Officieren. Dat is hem verleend, want hij krijgt na de Armada van Amsterdam geen aanstellingen meer.

Zijn dochter Wilhelmina Augusta wordt 10 jaar oud. Dat is de maximale leeftijd om door een min te worden opgevoed. Haar grootmoeder is inmiddels ook al weer 72 jaar oud. Zij brengt alles in orde om haar kleindochter te verhuizen van de Bloemstraat naar het gigantische gebouw van het Aalmoezeniersweeshuis aan de Prinsengracht (later Gerechtshof). Kort na haar verjaardag vindt het op 24 juli 1811 plaats. In het weeshuis krijgt zij net als de andere duizenden wezen een donkere jurk met wit schort en een rode jurk voor zondag. Als zij buiten komt moet zij een bragoen om haar rechterbovenarm dragen, zodat iedereen kan zien bij welk weeshuis ze hoort. Binnen leert zij lezen, schrijven en bidden. In de eetzaal krijgt zij naast brood, boter, kaas en karnemelk ook aardappelen, gruttenmeel en groentesoep. Zij slaapt op zaal, vanwege haar leeftijd vermoedelijk niet met meerdere kinderen in één bed. Dan is er nog het tuchthok; of zij dát ooit van binnen ziet is onbekend.

Terug   ***   Verder

1. Gedoopten by de Luthersche Gemeente in Amsterdam, SA PA 213, Inv 441, blad 27.