3.1.3. Ontploffing

De achterkleinkinderen van de stamvader wisselden een verhaal uit dat klonk als een smoes, maar serieus was: zijn afstammingspapieren gingen bij een ontploffing verloren. (1)

Van die vuurwerkfabriek is waar. Bij die ontploffing zijn inderdaad alle papieren, porcelein, enz. verloren gegaan en is het naakte lijf alleen gered, alleen maar wil ik nog uitvisschen, of dat in Rotterdam is geweest of te Bergen op Zoom.

dat overgrootvader v.M. zich in R’dam had gevestigd en dat werkelijk bij een ontploffing van een kruitmagazijn resp. vuurwerkfabriek zij alles hebben verloren.

Een ontploffing in het huis aan de Singel N 66 is niet waarschijnlijk. Uit de relevante periode zijn twee rampen bekend: op 15 maart 1822 een grote brand in de binnenstad en op 4 januari 1827 de ontploffing in de kruitmolen aan de Schie, maar beide rampen liggen ver van het huis. Bovendien zijn er in 1823 en 1829 hypotheken op gevestigd en is het in 1838 openbaar verkocht, zonder melding van schade. In Bergen op Zoom tenslotte is weliswaar in 1831 tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van België het kruitmagazijn Stoelemat ontploft, maar dat is moeilijk relevant te noemen. Van een ontploffing in de Lange Baanstraat L 686 of Banketstraat L 307 maakte de Rotterdamsche Courant in de periode 1810-1816 geen melding. 

Hoe is een ontploffing te verenigen met de bewaard gebleven familiepapieren? Het gaat vooral om de originele huwelijksdocumenten uit 1807 en de fraaie tekeningen uit 1810-1812. Als de ontploffing vóór het huwelijk plaatsvond, moet ditin Amsterdam geweest zijn en is verlies aan porselein weinig waarschijnlijk. De meest aannemelijke verklaring is dat de oudste documenten in het bezit waren van Hendrik Pieploo in Amsterdam en pas na zijn dood in 1827 in handen van het Rotterdamse gezin kwamen. Een ontploffing in het huis aan de Lange Baanstraat L 686 rondom het jaar 1813 is het meest waarschijnlijk.

Terug   ***   Verder

1. Brieven van Carl von Meijenfeldt (Nl.1), 14 oktober 1935 [CG-38] en 10 november 1935 [CG-39]. Carl citeert Cato Bakhuizen-van der Tas, kleindochter van Carl.