2.5.6. Stamhouder

Carl heeft nog jonge kinderen en gaat zich meer toeleggen op de organisatie en financiering van christelijk-orthodoxe basisscholen. Sinds de Grondwet van 1848 en de Schoolwet van 1857 mogen naast openbare ook bijzondere worden opgericht. De subsidiëring wordt onder andere door de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs georganiseerd. In de jaarvergadering van 1869 bepleit het Bestuur de noodzaak van een reizend agent om contributies te verzamelen. Voor deze agent is een traktement van f 200, reiskosten van f 200 en 10% van elke gulden contributie uitgetrokken. Carl wordt voor die functie voorgedragen en benoemd, want hij heeft de tijd en kan het geld goed gebruiken. (1)

Oudste zoon Evert viert zijn 19de verjaardag in 1869. Dat heeft tot gevolg dat de gemeente Amsterdam hem voor de Nationale Militie inschrijft. Met lotnummer 1643 moet hij in dienst. Hij is op dat moment schrijver bij de Marine en weet te regelen dat Hendrik Vierwind uit Putten in zijn plaats vijf jaar bij de infanterie dient. Intussen trekt dominee Wielenga van de Christelijk Gereformeerde Gemeente hem aan als secretaris van het bestuur van de nieuwe Christelijke Jongelingen Vereniging “Door Liefde Bloeijende”.

In Rotterdam begint Anna, de dochter van Hendrik, aan haar eerste baan. Op 7 februari 1870 wordt zij naaister in de Hoogstraat bij het Stedelijk Krankzinnigengesticht. Zij woont daar ook in en  pendelt met de trein op zondag naar haar ouders in Dordrecht. Op 3 april legt zij geloofsbelijdenis af bij de Hervormde dominee Thomas Anthony Fruin in de oude Augustijnenkerk van Dordrecht. Zij blijft niet lang in haar baan, want moet op 10 oktober 1871 vanwege een ziekte definitief naar huis terugkeren.

Haar vader Hendrik krijgt op 1 april 1872 eervol ontslag, net als zijn broer Carl. Hoewel hij pas 61 jaar oud is, ontvangt hij geen wachtgeld, maar wel pensioen wegens ligchaamgebrek. Hij dient op 4 juni een verzoekschrift bij de Koning in, omdat zijn 15 zeejaren niet zijn meegeteld, met een gelukkige afloop. Met dochter Anna loopt het veel minder gelukkig af. Zij komt op bijna 21-jarige leeftijd op 24 juli 1872 door haar ziekte te overlijden. Daarmee zijn Hendrik en Naatje van al hun kinderen beroofd. (2)

Ook Carl en Nel verliezen nog een kind. Zoon Pieter is nog geen tien jaar oud als hij op 5 december 1871 slachtoffer wordt van een pokkenepidemie in Amsterdam. (3)

Van de acht kinderen van de stamvader leven Jan, Hendrik, Carl en Nellie. De eerste en laatste hebben geen kinderen en duidelijk is geworden dat de stamboom zich niet zal splitsen in een tak Kennedij en een tak Diederich. Carl is de enige die de familienaam Von Meijenfeldt in stand houdt en van uitsterven behoedt, want van zijn tien kinderen worden zes volwassen en zijn vijf zoon. Daardoor is Carl de stamhouder.

De gemeente Amsterdam schrijft de tweede en derde zoon van Carl net als Evert Diederich in voor de Nationale Militie. Carl Frederik trekt voor de lichting van 1871 lotnummer 73 en wordt vanwege broederdienst vrijgesteld. Frederik Hendrik trekt voor de lichting van 1873 lotnummer 1417 en moet wel een plaatsvervanger regelen. Beiden gaan niet in dienst en zijn kantoorbediende.

Terug   ***   Verder

1. Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs 1869-1870.
2. Brief van Hendrik aan de Koning, Dordrecht 4 juni 1872. Regionaal Archief Dordrecht, 256 Burgerlijke Stand, Inv 262 Overlijden 1872, fol 147v, akte 586.
3. Stadsarchief Amsterdam, 5009 Burgerlijke Stand, Inv 3664 Overlijden 1871, fol 136, akte 9212.