Op 27 november 1816 koopt Johan August een huis met schuur en erf. Het huis is “hecht, sterk en welgelegen“, zoals de beschrijving bij de verkoop 22 jaar later luidt. Het vloeroppervlak van het huis is 38 m2 en van het totale perceel 150 m2. Het ligt net buiten de stad in het ambacht Rubroek, aan de overzijde van de stadsvest, tegenover de Goudsche Poort. Het adres luidt Cingel N 66.
Nieuwe platte grond der stad Rotterdam gelegen aan de rivieren Maas en Rotte A. Munro 1796-1797 |
Platte grond der stad Rotterdam vervaardigd volgens de kadastrale plans L.F. Temminck 1839 |
Hij koopt het huis van Isaac Annokké. Deze treedt op namens zijn vrouw Jacoba Wilhelmina Verdonk en zijn schoonzuster Wilhelmina Petronella. Zij zijn de eigenaren en hadden huis, schuur en erf in 1808 geërfd van hun moeder Geertruij Bakkers, die op haar beurt in 1800 de erfopvolger was van haar echtgenoot Willem Verdonk. De laatste had het op 23 juni 1779 gekocht uit de nalatenschap van Ary Danserweg. (1)
De notaris beschrijft deze rechtsverkrijging uitvoerig in de koopakte, teneinde vast te leggen dat de verkoper bevoegd is om te verkopen en dat de eigendom rechtsgeldig overgaat. Een kadaster waaruit de eigendom eenvoudig is af te lezen is nog niet ingevoerd. Napoleon had daarmee wel een begin gemaakt en Willem I zet dat voort, maar allebei met een ander doel: grondbelasting heffen. Pas in 1832 wordt het Kadaster ingevoerd. De eigendom van Johan August blijkt dan in sectie E van de gemeente Rotterdam te liggen en gaat uit twee percelen bestaan. Nummer 458 omvat huis, schuur en paden en nummer 457 het erf. (2)
Goudschen of Oost Cingel N 66, geel omlijnd
Kadastrale kaart Rotterdam 1830, Sectie E, nrs. 457 en 458
Op de kaart staan de grenzen van de twee percelen precies ingetekend. Op perceel 458 zijn de twee opstallen ook getekend en rood gekleurd. Uit de bijbehorende tafels is de jaarlijkse grondbelasting te herleiden tot f 8. De percelen zijn alleen vanaf de Singel te bereiken via de Spinnekopsgang, een soort oprijlaan. Deze loopt over perceel 451 van metselaar en pandjesbaas Johannes Thoolen en perceel 452 van schout te Nederweert A.W. Willers. Rondom de twee percelen liggen met de klok mee gerekend die van C. Welenhoek (later J. Heusdens), M. Verbrugge (later Ringlever-Lagemans en Blason), J. Wielander met tuinen aan de noordkant en Johanna Niessen, weduwe van P. Lovens, met uitgestrekte blekerijen over de sloot rechts. Het is zeer waarschijnlijk dat het gezin ter plaatse bijverdient met het bleken van wasgoed.
Na zes jaar huren in de binnenstad en een dalend jaarinkomen mag deze aankoop best verrassend genoemd worden. Hoewel de prijs niet uit de notariële akte is op te maken, gaat het vermoedelijk in de richting van 2.000 gulden. De helft van de aankoopsom kan Johan August betalen uit de aflossing van zijn lening van 1806. Op 20 januari 1813 is schoonmoeder Nieske van Dompselaar in Nijkerk overleden, dus lost Roelof Bosman de helft in 1814 en de andere helft in 1815 af, vermeerderd met zo’n 140 gulden rente. Het andere deel krijgt of leent hij mogelijk van Hendrik Pieploo. In 1803 had hij zijn huis aan de Palmgracht 25 nog voor 2.000 gulden verkocht.
1. Koopcontract huis en erve aan de Goudschen Cingel even buiten Rotterdam N 66, Stadsarchief Rotterdam, Notarieel Archief 1800-1830, Inv 496, nr. 1224. Ari Danserweg is meester-metselaar, vanaf 1748 collecteur impost grove waren (ontvanger der indirecte belastingen op bouwmaterialen) en reetrekker (aanwijzer rooilijnen voor bouwwerken).
2. Kadastrale kaart 1811-1832, Rotterdam, Zuid-Holland, sectie E, Minuutplan blad 1, Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel blad 14, zonder Suppletoire Aanwijzende Tafel nrs. 678 en 679, Kadastrale Legger en Bijbladen.