De Nederlandse familie Von Meijenfeldt is in de negentiende eeuw orthodox-protestants. Zij wisselen vijf keer van geloofsrichting: Hersteld Luthers, Evangelisch Luthers, Nederlands Hervormd, Christelijk Gereformeerd en Gereformeerd. De wisseling vindt soms vanwege een doop of huwelijk plaats, soms door het samengaan van stromingen en één keer als afscheiding van de liberaal-vrijzinnige koers.
De stamvader had net als andere Scandinavische en Duitse immigranten het Lutherse geloof met zich mee gebracht. Bij zijn vestiging in Amsterdam in 1801 had hij zich als lidmaat ingeschreven bij de Hersteld Lutherse Gemeente, een plaatselijke orthodoxe afsplitsing. De kerk was gevestigd in het Dolhuis aan de Kloverniersburgwal 50, een voormalige krankzinnigeninrichting. Van de Amsterdammers was destijds een zesde deel Luthers en daarvan een kwart Hersteld, zo’n 8.000 lidmaten. De orthodoxe gelovigen hadden zich aan de liberale en patriottische koers van de Evangelisch-Lutherse voorgangers gestoord.
Johan August had zijn dochter Wilhelmina Augusta enkele dagen later laten dopen door de Hersteld-Lutherse ds I. Scholten. Moeder Maria de Ruijt was en bleef tot haar dood gereformeerd bij de Westerkerk. Wilhelmina Augusta had haar geloofsbelijdenis afgelegd bij de kerk van haar vader en was deze tot haar dood trouw gebleven, ondanks haar huwelijk en de doop van haar kinderen bij de Nederlands Hervormde staatskerk.
Haar vader Johan August was minder trouw. Al in 1807 was hij openlijk aangenomen door ds J. Tissel van de Evangelisch-Lutherse Gemeente van Amsterdam. Nog diezelfde dag was hij in ondertrouw gegaan met Catharina Margaretha Pieploo van die kerk. Dat Johan August er persoonlijk niet vrijzinniger op was geworden zou in 1827 blijken uit zijn zwaar religieuze afscheidsbrief aan zijn zoon Hendrik.
Hun kinderen hadden hun doop, belijdenis en huwelijk ook Evangelisch-Luthers ontvangen. De doop van Jan had nog in Amsterdam door ds Ebersbach plaatsgevonden, en die van de kinderen daarna door ds C.P. Sander in de kerk aan de Wolfshoek in Rotterdam.
Evangelisch-Lutherse Kerk aan de Wolfshoek
Ds Sander was meegekomen met zijn vader, predikant van de Hertog van Brunswijk en daarna in Den Haag. Op jongere leeftijd was hij zijn Rotterdamse kansel tijdelijk kwijt geweest door anti-Franse preken. Aan zijn rechtzinnigheid was getwijfeld toen hij het brood bij het avondmaal als ‘verklaard’ lichaam van Christus benoemde. Hij verdedigde zich echter met verve op de Augsburgse Belijdenis. Hoewel niet erg inschikkelijk was hij bij zijn volgelingen geliefd.
Omdat Sander in 1823 was overleden was dochter Nellie door collega S.J.I. Snabilié gedoopt. De nieuwe predikant J.G.E.P. Fortmeijer had de geloofsbelijdenis afgenomen bij de broers Jan in 1828, Hendrik in 1832 en Carl in 1834. De laatste had Petronella Wilhelmina Diederich hetzelfde zien doen in 1841 en was met haar in 1845 getrouwd voor die dominee. Carl en Nel hadden hun eerste drie kinderen in Rotterdam laten dopen door ds C.A. Hollinghausen. Na hun verhuizing naar Amsterdam hadden zij hun volgende twee kinderen in de Oude Lutherse Kerk laten dopen door ds G.H.G. Lagers en ds L.C. Lentz.
Hendrik slaat in 1845 een andere weg in. In Amsterdam trouwt hij voor de Nederlands Hervormde Kerk Naatje Kennedij, die een gereformeerde vader en een lutherse moeder heeft. De zoons worden Nederlands Hervormd gedoopt in de Grote Kerk van Rotterdam (ds Bouman) en in Schiedam (ds Roldanus), maar hun dochter toch weer Evangelisch-Luthers in Delft (ds Broens). Dochter Anna doet wordt later in 1870 door de Hervormde ds T.A. Fruin in de Augustijnenkerk te Dordrecht bevestigd. Dit is de oudste Hervormde kerk van Nederland. Hendrik en Naatje lijken minder orthodox tussen de protestantse stromingen te kiezen.
Carl, Nel en hun kinderen worden in 1856 als lidmaat bijgeschreven in de Evangelisch-Lutherse Gemeente van Amsterdam. Dat is geen daad van hen zelf, maar van de kerk, die de gegevens uit het Bevolkingsregister overschrijft. Zij laten hun mieuw geboren kinderen vanaf dat jaar niet meer dopen. Of zij in algemene zin moeite hadden gekregen met deze confessie of specifiek met de minder orthodoxe prediking van ds Lentz is onbekend. In deze periode zouden de broers volgens de familieoverlevering aan Vrijmetselarij hebben gedaan. De loges worden in die tijd vooral door de elite bevolkt. Volledige ledenlijsten om dit te onderzoeken zijn niet toegankelijk.
In 1834 had zich een orthodoxe stroming afgescheiden van de Nederlands Hervormde staatskerk teneinde de gereformeerde belijdenis en de Dordtse kerkorde te herstellen. De Koning had deze kerk niet toegestaan zich ook gereformeerd te noemen en halsstarrige dominees aanvankelijk laten beboeten of zelfs vastzetten. Later worden de teugels gevierd en bundelen groepjes afgescheidenen zich. Carl sluit zich aan bij de Amsterdamse Afscheiding en laat zijn vijf nieuw geboren kinderen op 6 oktober 1867 in één keer dopen in de Grote Kerk aan de Keizersgracht door één van de leiders van de Afscheiding, ds D.K. Wielenga. Twee jaar later is de landelijke Christelijk Gereformeerde Kerk een feit.
De Nederlands Hervormde Kerk krijgt in 1886 met een nieuwe afsplitsing te maken. Ds Abraham Kuyper sticht de Nederduits Gereformeerde Kerk, de Anti-Revolutionaire Partij en de Vrije Universiteit. De verschillen met de Afscheiding zijn niet groot en al snel beginnen de fusiegesprekken. Fysiek vindt de fusie plaats door over de Grote Kerk van de Christelijk Gereformeerden een nieuwe gezamenlijke Keizersgrachtkerk te bouwen. Daar wordt in 1892 het besluit genomen, maar duurt het in Amsterdam nog tot 1897 voordat de Gereformeerde Kerken van Nederland een feit is. De Von Meijenfeldts gaan elke zondag twee maal en door de week zo nu en dan in dit gebouw te kerke met ds. N.A. de Gaay Fortman als voorganger.
Bouwtekening van de Keizersgrachtkerk uit 1886.
De Keizersgrachtkerk kent een rapsodie van stijlen, en telt maar liefst 1600 zitplaatsen,
dankzij uit de VS afgekeken klapbanken. Het gebouw heeft geen centrale toren,
maar twee ranke torentjes aan weerszijden van het schip, waarachter de galerijen schuil gaan.
De bouw is niet sober, zodat al snel van de kathedraal der gereformeerden werd gesproken.
Carl en zijn zonen hebben tal van functies in de kerk, zoals diaken en ouderling. Landelijk zijn zij secretaris van het Comité van de Centrale Diaconale Conferentie (Carl Frederik) of van de Generale Synode (Frederik Hendrik). De vierde generatie brengt dominees voort: Carl uit de tak Augustijn en de echtgenoot van Nel uit de tak De Koe.