Op 19 december 1800 wordt een uitgebreide financiële afrekening vastgesteld van de nalatenschap van Johann August. Het gaat om het huis in Stockholm, Näsby, Sundby en Ugerup. De andere bezittingen zijn eerder verkocht. Van elk landgoed wordt de waarde van het vastgoed gegeven en daarna een gedetailleerde lijst van roerende zaken als edelmetalen, glas, porselein, stoelen, bureaus, rijtuigen en veldgereedschap. Op Ugerup is een bibliotheek en hangen 12 portretten van de familieleden, waar niet veel waarde aan wordt toegekend. Alle eigendommen zijn 55.248 rijksdaalder waard, exclusief een stelpost voor de uitstaande vordering van 100.000 gulden van oom Wolmar Johann von Meijerfeldt. (1)
Louise saneert het vastgoed aanzienlijk. Ugerup gaat geheel naar Christian Barnekow, in 1816 verkoopt ze het restant van Sundby en in 1817 Näsby. In Pommeren zijn Nehringen en Medrow leengoederen en daarom al in 1800 aan de Zweedse Kroon vervallen. Essen, Borgenstierna en Debesche krijgen tot aan de verkoop de vruchten daarvan. Louise verkoopt het Rotermund Haus in 1802. In Stockholm verhuist ze naar het voormalige huis van Sprengtporten in de wijk Klara, aan de Drottninggatan, in het blok Gripen 1. Zij voert ook daar nog een flinke hofhouding en maakt onderdeel uit van een carrousel van soupers onder de oudere adel, hoewel zij nog steeds pas 55 jaar oud is. (2)
Vanuit Näsby op 10 juli 1806 schrijft gravin Lovisa Auguste Meijerfeldt-Sparre een donatiebrief aan de Koninklijke Academie van Åbo (Turku), na Uppsala en Dorpat (Tartu) de grootste van het Zweedse koninkrijk. Zij schenkt de briefwisseling tussen haar zes jaar eerder overleden echtgenoot en de koning, diens broer en hoge bevelhebbers. Dat doet zij niet alleen om de geschiedenis gunstig over haar man te laten oordelen, maar ook vanwege de goede banden met de kanselier van de academie, Carl Adam Wachtmeister. Zij stipuleert in de brief dat 50 jaar later de ontzegeling van de enveloppe moet plaatsvinden. De Consistorie van de Academie besluit op 13 augustus 1807 dat de enveloppe moet worden bewaard in de kist, waarin ook de verzameling van wijlen hoogleraar Porthen moet gaan komen. Deze is nog in bewerking bij vice-kanselier bisschop Tengström. (3)
Op 15 juli 1809 breekt Louise bij een val in Näsby een gewricht in haar arm. Het leidt tot een flinke zwelling in de arm en de pijn houdt haar uit de slaap. Eind juli gaat het al weer beter: de zwelling neemt af en ze kan haar vinders bewegen. Begin september draagt ze de arm toch nog wel in een band. Een jaar later wordt opgemerkt dat de reuma vooral in één helft van haar gezicht aanmerkelijk toeneemt, waardoor zij behoorlijk kriegelig in gezelschap wordt. (4)
Op 24 maart 1817 – een half jaar vóór Louise’s overlijden – overhandigt Tengström de documenten van Porthan en schrijft in het daarbij behorende memorandum dat er twee pakketten van Von Meijerfeldt in de kist aanwezig zijn:
1. Fältmarskalken Grefve Meyerfeldts particuliere Correspondence med Högstsalig Konung Gustaf III och Hertig Carl af Södermanland under krigsåren 1788—1790, förärade af Enkefru Grefvinnan Meyerfeldt, och med hennes Sigill förseglad, för att först i en senare framtid begagnas.
2. Samma Herres brefvexling met Svenska Generalerne under samma Campagner, likades af Hans Enka-Grefvinna till Åbo Academie förärad och med Hennes Sigill förseglad.
Op een avond in 1817 vindt een bediende op de voortrap van dat huis een zacht huilende baby gewikkeld in fraaie doeken waarop de naam Oscara geborduurd staat. Het huis is in rep en roer en gravin Louise verzekert zich er eerst van dat het niet van een geliefde van een huisbediende is. De baby is niet voor niets op de stoep van een oude Hofdame gelegd, want later wordt bekend dat Oscara de onechte dochter van kroonprins Oscar is. De baby mag van Louise in het huis blijven om een schandaal te voorkomen en enkele maanden later neemt de 38-jarige Charlotte Aurore de Geer de opvoeding over, omdat zij weet dat haar 20-jarige dochter Jacquette Gyldenstolpe de moeder is. (5)
De schoonvader en schoonmoeder hadden vlak voor hun dood een klok aan de kerk van Sövde geschonken. Misschien denkt Louise het hiernamaals ook gunstig te stemmen door hen na te doen. Zij schenk twee zilveren kandelaars aan de kerk van Täby bij het landhuis Näsby.
Object: Twee zilveren kandelaars uit 1817 kolom gegolfd,
drie armen met manchet, elk met metalen lichtvlam
Inscriptie: «Feltmarskalkinnan Grefwinnan Lovisa Augusta Meijerfelt, Wrede-Sparre på Näsby»
Maten: 58 cm hoog, 773 ort = 3,3 kg
Kunstenaar: D. Hallman
Opdrachtgever en schenker: Lovisa Augusta Sparre
Waarde: 30.000 SEK = ca. € 2.900
Plaats: Täby Kyrka, Eviga Ljuset Kapell
Foto: Täby församling, K00197
Op 18 september van datzelfde jaar 1817 overlijdt gravin von Meijerfeldt in Stockholm. De uitvaartdienst is daar in de St. Clara kerk. Vicaris en theologische hoogleraar Carl P. Hagberg houdt een rede. (6) Zij wordt begraven in de Öja kerk bij Stora Sundby, in het grafkoor van het geslacht Sparre av Rossvik.
Op 14 januari 1818 vindt in Stockholm de veiling van de bibliotheek van graaf Johann August jr plaats. Het is een grote bibliotheek, met veel Franse boeken en met opvallend veel kaarten. Waarschijnlijk is dit de bibliotheek waar zijn broer Carl Friedrich aan begonnen was. Zeipel en Palmblad drukken in Uppsala de catalogus.
Op 25 september 1826 haalt Louise nog eens het nieuws, namelijk met een pensioenbrief voor Anna Sophia Forsell, dat als minderjarig meisje op de Regieringsgatan bij de gravin had gewoond. (7)
1. Riksarkivet Sverige, 420422. Svea Hovrätt, 01. Adelige Bouppteckningar, EIXb/160. 1800, fol. 68-120.
2. Dit gebouw is niet meer te bezichtigen; aan het eind van de negentiende eeuw en opnieuw in de jaren zestig van de twintigste eeuw – na de aanleg van de metro – zijn hier grote winkelblokken gekomen.
3.
4. S. Clason, C. af Petersen, “För hundra år sen. Skildringar och bref från revolutionsåren 1809—1810”, IV. Öfverceremonimästaren Leonhard von Hausswolffs bref 1809-1810 till grefve Nils Posse å Hellekis, Stockholm 1909,
5. B. Persson, “Jacquette Gyldenstolpe och hennes dotter Oscaras öden”, Finspong 1900.
6. Tal, öfver framledne En af Rikets Herrars, Fält-Marskalkens , Riddarens och Commendeurs af Kongl. Maj:ts Orden, Riddarens med StoraKorset af Kon. Svård-Orden, Högvälborne Herr Grefve Joh. August Meyerfelts Enkefru, Högvälborne Grefvinnan Lovia Augusta Meyerfelt, född Grefvinna Sparre, hållit vid Dess Jordfästing i St. Clara Kyrka den 23 September 1817 af Carl. P. Hagberg, Th. Doct. Professor, Kyrkoherde vid Clara Försammling. Stockholm, tryckt hos Olof Grahn, 1817.
7. Post- Och Inrikes Tidningar, 25-09-1826.