1.6.7. Jonge officieren

Graaf Johann August von Meijerfeldt bekommert zich in de jaren ‘30 sterk om een goede opvoeding van zijn kinderen: academisch, militair en politiek. Hij schrijft zijn oudste zoon Carl Friedrich jr is al op 10-jarige leeftijd in als vrijwilliger bij het Stralsundse garnizoen, in het Lijfregiment te voet van koningin Ulrika Eleonora onder luitenant-generaal Trautvetter. (1)

Ondanks zijn hoofdverblijf in Stralsund start Johann August sr in 1731 twee verbouwingen bij Stockholm. De eerste is een ingrijpende verbouwing van Näsby, de andere is een uitbreiding van het huis Stipinge net buiten de stad op het eiland Lidingsö. Hij vraagt en krijgt toestemming in de Rijksdag. (2)

In oktober 1731 krijgt graaf Wolmar Johann von Meijerfeldt vier maanden verlof om zijn broer in Stralsund op te zoeken. Hij is omringd door het jonge gezin van Johann August. Een derde bezoek van Wolmar Johann volgt van februari tot okto­ber 1733. Bij zijn terugkomst in Wenen wordt hij op 23 oktober bevorderd tot generaal-majoor  (Generalfeldwachmeister). Aan zijn wens om opnieuw te velde te worden ingedeeld wordt geen gevolg gegeven, misschien omdat hij de 60-jarige leeftijd reeds gepasseerd is. (3)

Zweeds-Pommeren behoort weliswaar bij het Koninkrijk Zweden, maar maakt ook onderdeel uit van het Duitse Rijk. De Zweedse koning is via Kassel ook sterk verbonden aan het Duitse Rijk en reist vaak naar zijn moederland. Op de terugweg wacht hem op 6 november 1732 in de avond een ontvangst aan de Pommerse grens in Ribnitz door Von Meijerfeldt, Trautvetter, Putbus en andere edelen en de dag daarop een grootse  feestelijke ontvangst, een rondrit en felicitaties in het gouverneurspaleis in Stralsund. Drie avonden achtereen worden de koning en zijn twee broers op feestelijkheden onthaald, totdat zij op 10 november naar Stockholm oversteken. (4) Johann August doet er ook alles aan om een trouw lid van het Duitse Rijk te zijn, bijvoorbeeld door keizer Karel VI te steunen in zijn Pragmatieke Sanctie ten gunste van zijn dochter Maria Theresia. Zelfs als Zweden in 1733 steun geeft aan Frankrijk bij de Poolse troonopvolging, steunt hij de keizer in zijn oorlog tegen Frankrijk en dwingt hij de weigerachtige plaatselijke adel de daartoe geheven belasting te betalen. (5)

Op Medrow, twee kilometer noordoostelijk van de kerk, laat de graaf in 1736 een glasfabriek bouwen. Deze produceert glas voor de kerken en andere gebouwen in de naaste omgeving. Glasmeester is Johann Andersen. Er wordt voor 46 banen gezorgd. Na een kleine 20 jaar zijn de alle omliggende bomen voor de brandstof gekapt en sluit de glasfabriek. Het kerkboek in die periode zes begrafenissen “auf der Glashütte”.

Wolmar Johann stelt in Wenen op 3 mei 1736 een testament op. Hij wijst zijn broer Johann August als enig erfgenaam aan. Als erfenis noemt hij vorderingen in Lijfland, 5.286 gulden aan baar geld in zijn huis en 3.763 gulden achterstallige gages. Het belangrijkste element is een enorme schuld die de Duitse keizer nog heeft in te lossen. (6)

In Stralsund komt dat jaar een aanvraag binnen bij het stadsbestuur om een tabaks- en kaarsenfabriek te stichten. Deze aanvraag staat op gespannen voet met het monopolie van de Kramer-Compagnie. Deze aanvraag is vermeldenswaard, omdat de aanvrager Anton von Meijerenfeldt heet, afkomstig uit een andere familie. Hij is dat jaar benoemd tot burgemeester van de 40 km verderop  gelegen grensstad Damgarten.

Omdat Johann August gouverneur-generaal met standplaats Stralsund is, vervult hij zijn functie als Rijksraad in Stockholm nauwelijks. Zijn zwager uit zijn eerste huwelijk Arvid Horn is kanselier, vertegenwoordigt de vreedzame partij (bijgenaamd Mutsen, afgeleid van slaapmutsje) en wil begin jaren dertig het vredesverdrag met Rusland verlengen. Daartegen ontstaat oppositie van de pro-Franse partij die de verloren Baltische gebieden op Rusland wil terugwinnen (bijgenaamd Hoeden). Hoewel Johan August dus niet aan deze discussie deelneemt, is hij wel bij de beslissende stemming op 15 juli 1735 om verlenging van het verdrag te steunen.

Brigittha von Barnekow, geh. von Meijerfeldt
Techniek:
Olieverf op canvas
Jaartal: 
1735
Artiest:
 Johan Henrik Scheffel (1690-1781)
Bezit: 
Stola herrgård, Riksrådinnans-kammare
Bronnen: 
Nationalmuseum 1932:91
Foto: 
Lester von Meijenfeldt

Op 12-jarige leeftijd begint Johann August jr net als zijn oudere broer met zijn militaire training. Hij komt bij het andere garnizoensregiment van Stralsund, dat graaf Dohna met instemming van zijn vader heeft geworven. Kort daarna neemt baron Schwerin het bevel over. In de compagnie van luitenant-kolonel Adlerstråhle start hij op 4 of 6 mei 1737 als verkenner zonder soldij. (7) Zijn vader regelt ook dat hij op 6 juni 1739 als Kamerheer bij de Zweedse koning Frederik wordt benoemd. In zijn militaire conduitestaat schrijft hij hoe onbelangrijk hij dat vindt: (8)

Omdat de militaire drang bij mij vanaf mijn vroegste jeugd zo sterk was, wilde ik niets van deze koninklijke gunst weten, zodat de benoemingsbrief door mijn familie werd weggestopt en ik deze niet eerder heb gezien dan toen ik veldmaarschalk was, toen ik het tussen andere familiepapieren tegenkwam, maar een benoeming tot verkenner, die ik kreeg bij het regiment van de toenmalige kolonel graaf Dohna, die in het garnizoen van Stralsund lag, werd door mij met het grootste genoegen en verantwoordelijkheid tegemoet getreden en ondernomen.

Bij het zoeken naar een leraar voor zijn jongste zoon heeft de gouverneur-generaal het gemak dat hij tevens Kanselier van de Universiteit van Greifswald is. In 1738 laat hij zijn oog vallen op de broers Von Aeminga. Hun moeder had in haar eentje voor hun succesvolle opleiding gezorgd, want hun vader Johann Christoph, pastor in Mölln in Mecklenburg, was vroeg overleden.

Siegfried Cäso is jurist, maar heeft ook theologie, filologie, Frans en Italiaans gestudeerd, en is danser en schermer. Hij biedt  gezelschap aan  Johann August jr op diens tweejarige studiereis langs Stockholm (deelname aan Rijksdag), Uppsala (inschrijving bij de universiteit) en tal van provincies. Zij keren in 1740 terug naar Greifswald: Johann August jr om zijn studie aan de Universiteit te vervolgen, Siegfried Cäso om er te promoveren. De laatste wordt met steun van de graaf hoogleraar in de rechtsgeleerdheid en drie keer rector.

Broer Julius Gottfried von Aeminga is huisleraar voor de vakken geografie, land- en staatkunde, en preekt maandelijks in het kabinet van de gouverneur-generaal in Stralsund (afgewisseld door de regimentspastor, terwijl Sigismund zijn wekelijkse preken in de Andreas Kirche in Nehringen houdt). Johann August jr onderhoudt met beide broers een warme vriendschap  en zal Julius Gottfried tijdens een verrassingverblijf van enkele dagen mei 1796 een ere-onderscheiding van de Stockholmse vereniging Pro Fide et Christianismo uitreiken.

Johann August von Meijerfeldt sr
Imperii fukrum, magnorum dexterac Regum, Conspicuum Patriæ sistitur ære decus. J. L. Ekestubbe.
Kleding:
Senaatsmantel en -hoed
Techniek: Kopergravure op papier
Artiest: Daniël Tilas (1712-1772)
Bezit: Kungliga Biblioteket Stockholm
Bronnen: Nationalmuseum NMG 10/1884
Siegfried Cäso Aeminga

In de Zweedse politiek vindt in 1738 een machtswisseling plaats. Horn en zijn Mutsen moeten het veld ruimen voor Von Höpken en de Hoeden. Von Meijerfeldt, die als oudste Raadslid het woord voert, geeft aan dat de Raad de assistentie en directie van Horn nog lang wilde behouden, maar omdat hij verlangde naar rust en stilte, de Raad zich er mee tevreden moest stellen dat Zijne Excellentie wenste zijn resterende dagen met vrede en plezier door te brengen. Er is geen woord van lof of dank in de toespraak. De familie kan dit afscheid niet zonder ontzetting aanschouwen. (9)

Tegen Johann August sr wordt op 19 februari 1739 een aanklacht ingediend vanwege zijn betrokkenheid bij de verlenging van het vredesakkoord met Rusland. Zijn excuus is dat hij in Pommeren zat. Dat wordt verworpen omdat hij bij de finale stemming was. Toch wordt de aanklacht ingetrokken vanwege zijn geringe betrokkenheid bij de voorbereiding van die beslissing. (10)

Op 1 mei 1739 overlijdt op 72-jarige leeftijd graaf Wolmar Johann von Meijerfeldt in Wenen, drie jaar na het opstellen van zijn testament. Op zijn sterfbed neemt hij het rooms-katholieke geloof aan.

Vanwege de machtsovername door de Hoeden in Stockholm kiest Johann August in de raadsvergadering van 6 augustus 1739 voorzichtig de zijde van de anti-Rusland-fractie. Hij ondersteunt het transport van troepen naar Finland. In juli van het jaar daarop, als de beslissing over de oorlog met Rusland valt, drukt hij zich in tamelijk ondoorgrondelijke bewoordingen uit: we dragen onvoldoende kennis van de middelen waarmee de vloot en het leger moeten worden onderhouden en gerekruteerd, magazijnen gevuld en geld verkregen, maar als het klopt dat Frankrijk vijandelijkheden aanmoedigt, moet Zweden enige moed hebben. Per saldo wordt hij geacht de oorlogsverklaring te hebben ondersteund. (11) Johann August staat niet bekend als een uitgesproken partijman, hetgeen voortvloeit uit zijn verbazingwekkend vermogen zich – als oudgediend Karolisch militair – aan te passen aan de parlementaire hervormingen. (12)

Terug   ***   Verder

1. Vrijwilligers zijn niet in de Generalmönsterrullor van het Zweedse leger opgetekend. Deze informatie is zonder bronvermelding van G. Elgenstierna, “Den introducerade svenska adelns ättertavlor”, Stockholm 1930, deel 5, pag. 227.
2. Relation om hwad pâ Rijkzdagcn i Stockholm fôrefallit ãhr 1731, Handlingar rörande Skandinaviens Historia, deel 37, 27 april, pag. 355, en 17 juni, pag. 434.
3. Staatsarchiv Österreich, Kriegsarchiv, 1739 August, Nr. 929.
4. C.E.F. Dalmer, “Sammlung etlicher Nachrichten aus der Zeit und dem Leben des D. Albr. Joach. v. Krakevitz, weiland Superintendenten in Mecklenburg, nachher General-superintendenten von Pommern u. Rügen u. s. w., Versassers des Mecklenburgischen Landeskatechismus”, Stralsund 1862, pag. 290-291.
5. W. Buchholz,
“Meyerfeldt (Meyerfeld, Meijerfeldt), Johann August”, in Neue Deutsche Biopraphie, deel 17, Berlijn 1994, pag. 390.
6. Testament, Österreichises Staatsarchiv, Hofkrigsrat.
7. Krigsarkivet Sverige, 023 Generalmönsterrullor, 0/1268, fol. 51 en 0/1369, fol. 51. De datum 4 mei staat in het lemma van L. Lundquist,
“Svenskt Biografiskt Lexikon”, Stockholm 1986, deel 25, pag. 474 en 6 mei in het lemma van G. Elgenstierna, “Den introducerade svenska adelns ättertavlor”, Stockholm 1930, deel 5, pag. 227.
8. B. Steckzén, “Västerbottens Regementes Officerare till 1841”, pag. 312-317. Hij schrijft dat Johann August jr al in 1737 Kamerheer is, vermoedelijk in navolging van G. Anrep, “Svenska Adels Ätters-taflor”, Stockholm 1861, pag. 888-889. Zie ook zijn soldatenconduitstaat in C.O. Nordensvan, “Värmlands Regementes (Närke och Värmlands Reg:tes) Historia”.
9. A. Fryxell, “Berättelser ur Svenska Historien”, Stockholm 1823-1872, deel 34, pag. 172-173.
10. L. Linnarsson, “Riksrådens licentiering”, Stockholm 1943, pag. 119. C.G. Malmström, “Sveriges Politiska Historia från konung Karl XII:s död till statshvälfningen 1772”, Stockholm 1893-1899, deel 2, pag. 295-297.

11. A. Fryxell, “Berättelser ur Svenska Historien”, Stockholm 1823-1872, deel 35, pag. 126. C.G. Malmström, deel 2, pag. 354, 369 en 423.
12. B. Sallnäss, “Samuel Åkerhielm d.y., en statsmannabiografi”, Lund 1947, pag. 86, 91 en 112.