1.7.6. Familieleven

Nadat de Zweedse koning Gustaaf III met steun van de soldaten en boeren begin jaren zeventig zijn macht had vergroot ten opzichte van de adel in de Rijksdag, is zijn gezag geleidelijk aan het afkalven. Hij zoekt naar hernieuwing van de steun en zoals absolute vorsten vaker doen kijkt hij hoe hij verloren gegane gebieden van Zweden kan terugwinnen. Zijn ogen richten zich niet op Noord-Duitsland maar op Oost-Finland. Door de Vrede van Nystad in 1721 en de Vrede van Åbo in 1743 is de Zweeds-Russische grens tweemaal naar het westen opgeschoven. Hij wil vermijden dat dit nog eens gebeurt en heeft een offensief alternatief: via Fredrikshamn (Hamina) doorstoten naar de maar 300 km over de grens gelegen Russische hoofdstad St. Petersburg om een gunstige vrede af te dwingen of zelfs de oude Baltische provincies terug te krijgen. Tegenover de poging van Gustaaf III om verloren gegane gebied terug te krijgen, voelt zijn nicht tsarina Catharina de Grote conform de Russische cultuur zich vanuit het westen ingesloten.  

In het jaar 1778 verkoopt Johann August von Meijerfeldt het door hem verwaarloosde landgoed Sövdeborg aan Carl Gustaf Piper. Hij steekt met zijn regiment de Botnische Golf over naar Finland. In juli 1778 krijgt hij tevens het bevel over het regiment van Östergotha. Een maand later arriveren deze regimenten in de oostelijk van Helsingfors (Helsinki) gelegen plaats Lovisa (Loviisa). Daar geeft de koning Johann August opdracht het bevel over de troepen in de grensstad Anjala over te nemen. In oktober verenigen zich daar alle Zweedse regimenten onder zijn bevel, tot hij besluit het winterkwartier aan de kust in Lovisa op te slaan. Op 10 december krijgt hij het bevel over het gehele Zweedse leger in Finland. Een bevordering tot luitenant-generaal volgt op 27 december. Hij waarschuwt de koning, niet voor de kracht van de tegenstander, maar voor het toenemende gemor onder de eigen troepen. Het gemene volk heeft gebrek aan kleding, voedsel en hygiëne in de winterse omstandigheden. De Zweedse koning blijkt in deze meer een toneelspeler dan een krijgsman.

Johann August III en Axel Friedrich zijn nog te jong om naar Finland mee te gaan. De eerste is 27 december 1778 Livdrabant, lid van de Koninklijke Garde, in Stockholm. Op 10 februari 1779 verlaat hun vader het Westerbotten regiment om commandant te worden van het in Christinehamn gelegen regi­ment van Närke en Värmland. Axel Friedrich volgt zijn vader en wordt dezelfde dag benoemd tot vaandrig bij de staf van hetzelfde regiment. Johann August III wordt op 12 juni 1780 kornet bij het re­giment lichte dragonders. (1) 

Na een noodoproep van inspecteur Hindrichsson op Ugerup komt Johan Gustaf Horn zijn moeder gravin Anna Catharina von Meijerfeldt vanwege haar geestesziekte ophalen. Zij sterft op 30 maart 1779 op het landgoed Hornsberg bij Tryserum in de provincie Kalmar. (2) 

In 1780 dient de laatste ziekte van Louise Sparre’s moeder zich aan. Zij zou naar haar dochter hebben gesmacht en zij zagen elkaar kort voor haar dood. Uit haar laatste uren komt evenwel onbetwistbaar een indruk van isolement naar voren. Door haar overlijden krijgt Louise de be­schikking over de landgoederen Stora Sundby en Östanå. (3) Op 1 juli 1780 reist de familie net als vorige jaren voor de zomervakantie naar Stora Sundby, maar zonder Kellgren die zich helemaal aan de literatuur gaat wijden. Ene Berger volgt hem op om aan de twee jongens les te geven. Eén van de twee reist naar Straatsburg, volgens het dagboek van Carl Axel Löwenhielm om Franse les aan de Universiteit te krijgen en in het internaat te verblijven. (4)

Johann August, graaf von Meijerfeldt III
Kornet in het regiment lichte dragonders
Axel Friedrich, graaf von Meijerfeldt
Stafvaandrig in de Lijfwacht
bij  in het regiment Närke-Värmland
Artiest: Jonas Forslund (1754-1809)
Jaartal: 1782
Bezit: Stola herrgård, 782
Foto’s: Lester von Meijenfeldt (2022)

Op 2 september 1782 is Johann August bij de ceremonie in het Koninklijk Paleis om hem de onderscheiding Commandeur in de Zwaard Orde met Grootkruis te verlenen. Daar is zijn broer Carl Friedrich niet bij, want hij heeft niet de juiste onderscheidingen om binnen te mogen. Hij blijft in Pommeren en steekt pas 16 september over naar Ystad om zijn broer te feliciteren. Op 16 november keert hij naar Stralsund terug en verschijnt op 24 mei 1783 opnieuw in Ystad.

In 1784 meldt Johann August zich aan als lid van de Patriottische Vereniging. Door de grote voet waarop de familie leeft zijn de financiën aanhoudend een bron tot zorg. In 1784 gaat hij zelfs zo ver zijn vrouw te vragen familiejuwelen te mogen verkopen. De neven Carl en Fredrik Sparre zijn hier zo boos over dat zij hem onder voogdij willen plaatsen en een echtscheiding willen aanvragen. Geen van tweeën is er van gekomen.

De 14-jarige graaf Axel Friedrich von Meijerfeldt gaat in de winter 1783-1784 regelmatig spelen met de dan 6-jarige kroonprins, de latere koning Gustaaf IV Adolf. (5) Hij wordt op 27 september 1785 bevorderd tot luitenant in de lijfcompagnie van zijn regiment ter vervanging van Fabritius en volgt het leger naar Finland, waar hij later tevens dienst doet als adjudant van zijn vader. (6) Hij keert in de winters terug naar het Hof, waar hij onder andere op uitnodiging van de kroonprins deelneemt aan de in zwang zijnde quadrille: in een vierhoek van vier paren voorgeschreven figuren dansen. Op 29 maart 1787 is barones Cederström zijn partner en op 30 maart Charlotta Wrangel, met wie hij na een opfrisser ook nog een menuet danst. Een jaar later  herhaalt hij het met barones Düben. (7)

Koning Gustaaf III is het middelpunt van oneindig veel toneelspel en schetsgesprekken op het Paleis of in de Opera. Van de vrouwen wordt Louise de koningin van het hofleven genoemd, ook na haar 40ste verjaardag in 1785. Gustaaf kiest haar meestal als zijn tegenspeelster in een ridderrol. Op een dag in 1786 is zij zoals gewoonlijk eerste van de 12 hofdames en zegt: (8)

Het is geen wonder dat uwe Koninklijke Hoogheid de afgod van de dichters bent, want u bent niet alleen hun beschermheer en weldoener, maar ook hun grootste en onuitputtelijke bron van enthousiasme en inspiratie”.
De koning reageert met een milde glimlach. “Oh, wat dat betreft, mijn gracieuze gravin, kunnen we gelijk oversteken. Het is onmogelijk dat u Kellgren’s prachtige mooie gedicht “Gratiernas döpelse” vergeten bent, waarvan het slot luidt:
Alltnog; jag vann hwad jag begärde,
Tog derpå Astrild uti famn.
Och for åt jorden mina färde,
Förnöjd, att under kända namn
, efter denna dag, de trenna Gratier prisa:
Augusta, Ulla och Lovisa.
Als uit één mond roepen de gravinnen Von Löwenhjelm, Von Höpken en Von Meijerfeldt: “Wat is Uwe Majesteit toch aardig en wat een vorstelijk geheugen.”

Roddels vallen Louise ook ten deel. Dat komt in de volgende conversatie – uit een historische roman – goed tot uiting: (9)

– “Kijk naar gravin Von Meijerfeldt, hoe bespottelijk zij zich opsmukt, alsof zij zich, om de boerenstand gewillig te zijn, kleedt voor een boerenbruiloft. De juwelen in haar kam zou ze gehaald hebben uit een aan haar man geschonken snuifdoos man. Foei! Die zullen wel naar tabak ruiken.”
– “Zij is de veertig gepasseerd en wil nog aanbidders voor zich zien. Het wordt hoog tijd dat ze van front verandert. Zij keert altijd haar best bewaard gebleven zijde tot de bewonderaars – in het geval er een paar zijn die in staat zijn haar te behagen – van haar vervallen bekoorlijkheid en niet alleen haar hazelhoenders. Zij gaf eergisteren een uitgelezen souper, waarschijnlijk om al haar huidige aanhangers bij elkaar te krijgen, maar het schijnen er niet veel geweest te zijn, die er aan denken om voor haar verbleekte kleuren te strijden. Ah! Ziedaar, baron Adelschöld richt enkele woorden tot haar – nou, nou! De man van de gravin is veldmaarschalk en Adelschöld is luitenant. Men beweert immers dat de gravin de adjudanten van haar man kiest.”
– “Daarom kan de veldmaarschalk zich ook altijd op knappe adjudanten beroemen, die hun dienstjaren verhullen, om hun oudere kameraden te kunnen passeren.”

Johann August III wordt op 22 april 1788 tot luitenant in zijn regiment lichte dragonders benoemd. Axel Friedrich had deze rang al drie jaar eerder, terwijl hij drie jaar jonger is. (10)

Terug   ***   Verder

1. KrigsarkivetSverige, 023. Generalmönsterrullor, 0/189 fol. 1-2 en 0/190, fol. 15. C.O. Nordensvan, “Värmlands Regementes (Närke och Värmlands Reg:tes) Historia”, Stockholm 1904, pag. 156-157. G. Elgenstierna, “Den introducerade svenska adelns ättertavlor”, Stockholm 1930, deel 5, pag. 227.
2. Kyrckoarchiv Tryserum, C / 3. Död- och begravningsböcker 1747-1789, folio 484.
3. S. Leijonhufvud, “Carl Gustaf Tessin och hans Akerö­krets”, Stock­holm 1933., pag. 96.
4. E. Hammar, “Franskundervisningen i Sverige fram till 1807”, Uppsala 1981, pag. 125.
5. M.J. Crusenstolpe, ”Historisk Tafla af högstsalig f.d. Konung Gustaf IV Adolphs första lefnadsår”, Stockholm 1837, pag. 144 en 150.
6. Krigsarkivet Sverige, 023. Generalmönsterrullor, 0/191, fol. 339. G. Elgenstierna, pag. 227.
7. Inrikes Tidningar, 29-03-1787, 05-04-1787 en 17-03-1788.
8. M.J. Crusenstolpe, “Morianen, eller Holstein-Gottorpska Huset i Sverige. Tidsbilder, tecknade på fästningen”, Stockholm 1840-1841, deel 3, pag. 119-120. In de Duitse vertaling wordt het gedicht weggelaten, in de Nederlandse zelfs de gehele passage.
9. K.A. af Kullberg, “Gustaf den tredje och hans hof”, Jönköping 1838, deel 2, pag. 31-32.
10. Krigsarkivet Sverige, 023. Generalmönsterrullor, 0/1539, fol. 235.