2.1.2. Werving

Op 29 mei 1793 monstert Johan August aan op het fregat. Hij krijgt net als de andere zeelui een maand soldij vooruit betaald. Plaats van handeling is het Zeekantoor of Prinsenhof, de zetel van de Admiraliteit van Amsterdam. Daar vergadert het College vrijwel dagelijks, wordt de monsterrol bijgehouden en contante bedragen betaald.

Zeekantoor of Prinsenhof aan Oudezijds Voorburgwal
Reinier Vinkeles 1765

Het is tevens de eerste werkdag van Johan August bij de Admiraliteit, want zijn naam komt niet voor in oudere betaalsrollen. De bemanning krijgt per reis een aanstelling en is niet in vaste dienst, zoals de hoogste officieren. Het College besluit op 22 mei de monsterrol van twee fregatten te openen: de Hector voor kapitein Bosch en de Erfprins van Brunswijk voor kapitein Hartsinck. (1)  

De laatste krijgt de opdracht ultimo oktober 230 koppen aan boord te werven. Hij geeft prioriteit aan stuurmannen, timmerlieden, zeilmakers en een smit om het fregat te laten varen en chirurgijns, koks, bakkers en botteliers om de bemanning te verzorgen. Van zijn vorige schip en binnenkomende schepen neemt hij bemanning over, maar omdat het een nieuw schip is hij aangewezen op werving van nieuwe zeelui. Aan buitenlandse soldaten en matrozen bestaat behoefte, omdat Hollanders liever voor de lucratieve visserij, walvisvaart en koopvaardij kiezen. Open sollicitaties zijn onbekend en vacatures worden niet in de krant gezet. De werving verloopt via ronselaars, primair op straat. (2)

Ronselaar op straat met drie gegadigden, officier en schrijver op trap Zeekantoor
Jacobus van Meurs 1792,
Scheepvaartmuseum Amsterdam

Een tweede categorie ronselaars zijn logementhouders of slaapbazen, die buitenlandse zeelui van onderdak, voedsel en drank voorzien. Op de begane grond bevinden zich regelmatig een tapperij en keuken en op de verdiepingen slapen de mannen op slaapzalen. Het zijn soms vrouwen of weduwen van zee-officieren, die in verbinding staan met kapiteins die bemanning zoeken en op die manier van beide kanten inkomsten genieten.

’s Lands Dok, Werf en Zeemagazijn op Kattenburg
Johann Wilhelm Winther 1730

Na zijn werving en aanmonstering pakt Johan August zijn boeltje bij elkaar. Hij moet zich verkleden, want bij zijn nieuwe functie hoort een uniform. Vroeger droegen alleen hogere officieren dat, maar prins Willem V heeft het uitgebreid tot meer rangen. (3)

Daarna begeeft Johan August zich naar Kattenburg. Daar ligt in ’s Lands Dok de Erfprins van Brunswijk. Het fregat is gebouwd in het naastliggende ’s Lands Werf en daar te water gelaten. Hij gaat eerst aan boord en doet daarna bestellingen bij het aangrenzende pakhuis van de werf, ’s Lands Zeemagazijn. Dat was net na de bouw van het fregat in de zomer van 1791 volledig uitgebrand, maar gelukkig zijn net op tijd de zwart geblakerde buitenmuren wit bepleisterd en de binnenkant hersteld en gevuld met kanonnen, zeilen, vlaggen, scheepsuitrusting en watervoorraden. Sinds 1973 is hier het Scheepvaartmuseum gevestigd

Johan August laat de kanonnen aan boord takelen, op de rolpaarden plaatsen en controleert of vuil en vocht niet in het affuit en zundgat kunnen komen. Dan volgt de munitie, waarbij hij de zware kogels net als de kanonnen evenredig over het schip verdeelt, aan stuurboord en bakboord om kapseizen te voorkomen en bij boeg en achtersteven voor de bestuurbaarheid. De totale belasting van het fregat is dan al zo toegenomen, dat er voor het uitvaren door de ondiepe Zuiderzee niet veel meer bij kan. Toch heeft uitvaren zonder buskruit weinig zin. Eerst controleert hij of de onder de waterspiegel gelegen kruitkamer en kruitbak droog en schoon zijn en of het glas van de lampen niet gebroken is. Dan bestelt hij grof en fijn kruit en laat het in vaatjes uiterst omzichtig aan boord dragen en daar goed stouwen voor de vaart. Zodra de kruitkamer gevuld is overhandigt hij de sleutel aan kapitein Hartsinck.

Terug   ***   Verder

1. Resolutiën Admiraliteit van Amsterdam, NA 1.01.46, Nr 1506, 22 en 28 mei 1793.
2. V. Enthoven, M. van Alphen, R. Daalder,
Een veelkoppig monster: De Nederlandse zeemacht, 1568-1780″, in “Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland”, deel 2, hoofdstuk 4, Amsterdam 2024.
3. 
Reglement Uniformen 16 mei 1798.