iii.5. Bewijsstukken

Met hard bewijs door DNA-vergelijking of aantekeningen in doopboeken is geen verbinding tussen Stralsund en Amsterdam te leggen. Uit al het feitenonderzoek en de vele overleveringen zijn de volgende bewijsstukken wel voorhanden:

1. De Zweedse graaf schenkt in 1795 een legaat aan Augusta Juliana Meijer, twee maal getrouwd met een Thilow en kinderen uit beide huwelijken. Zij heet Meijerfeld in kerkboeken en Meienfeld in een genealogisch boek.

2. Zij is degene die in 1808 in Amsterdam en in 1815 in Rotterdam doopgetuige bij kinderen van de stamvader is, omdat haar voornaam Juliana luidt, haar achternaam identiek is en die van haar man Thielo. Zij is de zus van de stamvader vanwege dezelfde achternaam, leeftijd en afkomst uit Zweeds-Pommeren. Verder komt zij niet in de Nederlandse kerkregisters of Burgerlijke Stand voor, want moet helemaal van Marlow komen. Een tocht op een boot de Recknitz af en vanaf Damgarten op een kustvaarder kost dan veel tijd en geld, maar is wel mogelijk.

3. De Nederlandse stamvader ontvangt in 1812 en 1817 in Rotterdam doopgetuigen met de namen Johann August von Meijenfeldt en zijn vrouw Anthonetta von Sparre. In zijn overlijdensaangifte staat dit echtpaar als zijn ouders vermeld. De namen komen overeen met die van de Zweedse graaf en gravin. De “n” in het midden roept geen twijfel op, omdat deze ook in de Pommerband en andere documenten staat. Toch is het niet mogelijk, omdat de Zweedse graaf al in 1800 is overleden en de gravin geen Anthonetta heet. 

4. Tussen de Zweedse graaf en de Nederlandse stamvader bestaan veel overeenkomsten: beroep, taal en geloof. Beiden zijn militair, net als hun beider zoons. Hun primaire taal is Duits. De graaf bedient zich in familiebrieven en andere documenten van het Duits, zo nu en dan van modieus Frans en uiteraard ook van het Zweeds. De stamvader schrijft op latere leeftijd in voortreffelijk Nederlands, maar uit schrijfwijzen van de door hem mondeling opgegeven naam rond 1800 blijkt dat hij een zwaar Duits accent heeft. Het geloof aan alle zijden is Luthers. Vooral de Nederlandse stamvader is diep gelovig, blijkens zijn tijdelijke lidmaatschap van de Herstelde afsplitsing en een brief aan zijn zoon Hendrik. Zijn zoon Carl is ook orthodox en stapt uiteindelijk over naar de Christelijk-Gereformeerde Gemeente.

5. De zoon van de stamvader schrijft in 1876 dat de Zweedse graaf zonder twijfel zijn grootvader is. 

6. De stamvader maakt in 1811 een tekening op een  Nieuwjaarswens die sterk gelijkt op die van de afdekplaat van het Zweedse familiegraf in Nehringen.

Terug   ***   Verder