De stamvader wordt drie keer grootvader, maar weet dat hoogstwaarschijnlijk niet. Zijn oudste dochter Wilhelmina Augusta in Amsterdam bevalt op de Elandsgracht 35 van een zoon Johannes Nicolaas op 16 november 1828 en van een dochter Johanna Susanna op 25 oktober 1830. Nadat het gezin ruimere huisvesting vindt op de Geertruisteeg 23 wordt een zoon Arend Casper Franciscus op 15 oktober 1832 geboren. Alle drie worden volgens het geloof van hun de vader Arendt van Paddenburg hervormd gedoopt. (1)
Wat de stamvader wel weet is dat hij medio 1830 zeventig jaar oud wordt.
In een handgeschreven felicitatie wensen de kinderen hun vader voorspoed en godsvrucht toe. Een datum ontbreekt en zijn leeftijd noemen zij niet, maar omdat dit de enig bewaard gebleven felicitatie is, ligt zijn zeventigste verjaardag voor de hand. (2)
Rond 1830 wil Johan August naar Stockholm reizen. Zijn kinderen weten hem daar vanaf te houden vanwege zijn leeftijd. In plaats daarvan reist hij naar Magdeburg. In die tijd vindt het overgrote deel van de reizen over water plaats. Als ervaren zeeman kan hij daar niet tegenop hebben gezien. Over land zou zo’n reis voor een 70-jarige wel oncomfortabel zijn geweest. De tocht met een kustvaarder van Rotterdam naar Hamburg en met een binnenschipper de Elbe stroomopwaarts naar Magdeburg zal ongeveer vier dagen gekost hebben. Zijn kleinkinderen weten later niet te vertellen wat het doel van de reis was. (3)
Zoon Hendrik is nog steeds in Oost-Indië. Na een verblijf van ongeveer drie jaar vertrekt hij op 16 juni 1831 uit Batavia aan boord van de Leije huiswaarts. Onderweg sterven verscheidene manschappen, zijn velen ziek en als hij op 6 oktober op de rede van Vlissingen aankomt gaat hij van 9 tot 21 oktober ook naar het plaatselijke hospitaal. Als hij daaruit ontslag krijgt volgt zijn overplaatsing op de Minerva, maar op verzoek krijgt hij ontslag. Daarmee komt zijn totale diensttijd op 6 jaar, 10 maanden en 17 dagen te staan. Zijn financiële afrekening komt uit op f 465. (4)
Hendrik bezint zich in het jaar 1832 op zijn toekomst. Om te beginnen vraagt en krijgt hij op 26 maart totale vrijstelling van de Nationale Militie, doordat hij zijn dienst bij de marine volbracht heeft. Hij is daardoor vrij te solliciteren bij de koopvaardij, waarmee hij ondanks zijn opgedane vaardigheden in het Engels en Maleis weinig succes heeft. Op 12 juli doet hij geloofsbelijdenis bij de Lutherse dominee Fortmeijer. (5)
Er zit voor Hendrik niets anders op dan in dienst te gaan bij zijn vorige werkgever. Op 22 december 1832 begint hij als stuurman op de Schelde, een dag vóór de Nederlandse overgave van de citadel van Antwerpen aan de Franse belegeraars en de definitieve afscheiding van België van het Koninkrijk. Veel meer dan wachten zal het niet geweest zijn.
Zoon Carl doet op 18 maart 1834 geloofsbelijdenis bij de dominee Fortmeijer. Na zijn verjaardag schrijft hij zich in bij de Nationale Militie en krijgt nummer 1387. Hij meet 1 el, 7 palmen en 5 duimen (182,5 cm). Dat is tien centimeter langer dan zijn broer Jan en voor die tijd opvallend lang. Zijn ovale gezicht, blauwe ogen en bruin haar zijn minder onderscheidend. (6)
1. Geboorteakte 1828, Stadsarchief Amsterdam 5009, Inv 295, fol 195v. Geboorteakte 1830, SA 5009, Inv 314, fol 154v. Geboorteakte 1832, SA 5009, Inv 335, fol 31v.
2. Heilwensch op de Verjaardag van onzen Zeer geEerbiedigde & geliefden Vader, Familiearchief N, nr. 41.
3. Brief van p.m.
4. Soldij-Rolle van Z.M. Korvet Leije, Nationaal Archief 2.12.14, Inv 326, fol 21.
5. Register ledematen Augsburgsche Geloofsbelijdenisse, SR Inv 254, blad 73.
6. Militaire Zaken 1834, Stadsarchief Rotterdam 356, Inv 94, nr 508.