2.6.1. Nederlands-Indië

Nogal wat leden van de Nederlandse familie Von Meijenfeldt brengen met hun gezinnen een periode van de eerste helft van de twintigste eeuw in de kolonie Nederlands-Indië door. Op één na komen ze allemaal uit de tak De Koe. Zij treden in dienst van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), worden bestuursambtenaar of werken in een onderneming.

Tweede zoon Frits uit het gezin De Koe treedt in 1911 in dienst van het KNIL en vertrekt. Hij wordt als 2de  luitenant infanterie gelegerd in Magelang op Java. Daar trouwt hij in 1912 met Suze Kimmijzer, geboren in Djokjakarta in 1889. Hij wordt in 1914 bevorderd tot 1ste luitenant en een jaar later overgeplaatst naar Baoe-Baoe op Boeton.

Nk.3. Frits von Meijenfeldt
Frits von Meijenfeldt
Suze Kimmijser
Suze Kimmijser

Twee jaar later vertrekt zijn oudere broer Carl. Hij was graag dominee geworden, had daarvoor ook een getuig­schrift van het Gere­formeerd Gymnasium, maar koos uit­eindelijk voor de rechtenstudie aan de Vrije Universi­teit. In 1912 promoveert hij op de disserta­tie “De gren­zen van het recht van amende­ment in de practijk van de Tweede Kamer der Sta­ten-Gene­raal”. (1)

Nk.2. Carl von Meijenfeldt x Maria van Apeldoorn
Carl von Meijenfeldt en Maria van Apeldoorn

Dat jaar trouwt hij met Maria van Apeldoorn, onderwijzeres op de School met de Bijbel in Watergraafsmeer. Haar moeder Gerridina van der Bend en Enny’s schoonvader zijn zus en broer. Voor het vertrek van Carl naar Indië worden twee (elkaar niet uit­slui­ten­de) redenen gege­ven: 1. hij staat onder druk van zijn promo­tor prof. mr. Fabius, die meende dat de Christen-ambtenaren daar waren onderver­tegenwoordigd; 2. de rech­terlijke macht is voor hem – niet afkomstig uit een rijke en adellijke familie – in Nederland minder toeganke­lijk. Onder­weg in het Suez-kanaal overvalt hem een zware depressie, niet alleen omdat Indië hem weinig lokt, maar vermoede­lijk ook in verband met overvloedig bloed­ver­lies na een aman­del-operatie. Carl begint in 1913 als Griffier van de Algemeen Secretaris in Batavia en wordt een jaar later Griffier van de Landraad te Buitenzorg.

In 1915 volgt oudste zus Nellie haar echtgenoot, predikant De Haas, naar Weltevreden in Indië.

Nellie von Meijenfeldt en Willem de Haas
Nellie von Meijenfeldt en Samuel de Haas

Nellie, Carl en Frits reizen naar steeds nieuwe bestemmingen. In 1916 is Carl griffier van de Raad van Justitie te Semarang en in 1917 tijdelijk buitengewoon voorzitter van de Landraad van Indramajoe. Dat jaar wordt Frits in Pare Pare op Celebes gelegerd. In 1918 gaat Nellie naar Semarang en Batavia; haar man is overgestapt naar het Departement van Justitie. Carl wordt dat jaar vice-voor­zitter van de Landraad op Soe­ra­baya. In 1919 is Frits in Ban­joebie­roe op Java gelegerd. Een jaar later wordt Carl voorzitter van de Landraad op Tebing Tinggi.

In 1919 voegt jongere broer Henk zich bij hen, nadat hij dat jaar in Leiden zijn Groot Ambtenaars Examen in Leiden doet en te Watergraafsmeer met Maria Beumer uit Harderwijk trouwt. Zij vertrekken naar Tinombo op Sulawesi. Hij wordt in 1920 benoemd tot Ambtenaar Binnenlands Bestuur in Gorontalo op hetzelfde eiland, zij wordt daar onderwijzeres. (2)

De enige Indië-ganger uit een andere tak is Jan, de jongste zoon uit het gezin De Haas. Op 19 mei1920 vertrek hij met de SS Jan Pietersz Coen naar Soerabaja. Hij is daar chef bij Manson & Co, een importeur van fietsen. Omdat hij bij een bedrijf werkt, wordt hij niet steeds overgeplaatst. In 1937 woont hij nog steeds in die stad aan het Scheepmakerspark nr. 8. Na de oorlog en de soevereiniteitsoverdracht keert hij in 1950 zelfs terug in Soerabaja om zijn bedrijf voort te zetten.

Voor Carl en Frits wordt het na 9 jaar in de tropen tijd voor 10 maanden Europees Verlof. Frits mag in 1920 met zijn gezin van vier kleine kinderen naar huis en gaat aan de Constantijn Huygensstraat in Amsterdam wonen. Carl komt ook met zijn gezin van vier kleine kinderen terug, maar dan een jaar later. Frits is al weer terug naar Buitenzorg (Java); Carl wordt in 1922 voorzitter van de Landraad te Kraksaan en in 1923 lid van de Raad van Justitie te Makassar. Frits gaat dat jaar naar Batavia en wordt in 1924 kapitein in het KNIL. Henk wordt dat jaar ambtenaar BB in Den Passar op Bali, in 1927 controleur 1ste Klasse. Dat jaar keert hij 9 maanden met Europees verlof terug en gaat weer in 1928 als secreta­ris van de Resident Wes­teraf­de­ling Borneo in Ponti­a­nak en drie jaar later Medan.

In 1928 mogen zowel  Carl als Frits voor de tweede keer op Europees Verlof naar Nederland, nu acht maanden. De laatste gaat aan de Noorder Amstellaan in Amsterdam wonen. In 1929 reizen de twee gezinnen nog één keer naar Nederlands-Indië. Carl wordt tijdelijk buitengewoon lid van de Raad van Justitie te Soera­baya; Frits gaat naar Bandoeng (Java) en daarna Palembang (Sumatra); Carl in 1930 voorzitter van de Landraad in Soerabaya en 1931 tijdelijk buitengewoon lid van de Raad van Justitie te Batavia. Carl speelt een actieve rol in het kerkelijk leven, houdt op de buitenplaatsen zonder dominees soms preken en wordt uitein­delijk beschouwd als één van de ‘kerkevaders’.

Gerard, Maria (van Apeldoorn), Maria, Dien, Nel, Carl en Frits von Meijenfeldt
Gerard, Maria (van Apeldoorn), Maria, Dien, Nel, Carl en Frits von Meijenfeldt

Na een verblijf van ongeveer 20 jaar komt de pensionering en terugkeer van Nellie, Frits en Carl uit Nederlands-Indië. De tropenjaren worden dubbel geteld. Nellie keert terug in 1931 en leeft daarna apart van haar man, zonder formele echtscheiding. Frits keert met zijn gezin in 1932 terug en gaat in Den Haag aan het Klimophof wonen. Hij wordt secretaris-penningmeester van de Koninklijke Vereninging Oost en West, gericht op onderwijs. Carl keert met zijn gezin in datzelfde jaar terug en gaat in Heemstede aan de Van Slingelandtlaan wonen. Hij wordt daar lid van de Gemeenteraad.

Nk.8. Hendrik von Meijenfeldt x Marie Beumer
Henk von Meijenfeldt en Marie Beumer
Hendrik von Meijenfeldt
Henk von Meijenfeldt

Henk werkt tussen 1934 en 1937 aan zijn promotie in de Let­teren en Indisch Recht aan de Rijksuniversiteit Lei­den en krijgt daarvoor Europees verlof van 6 maanden. In 1937 wordt hij Assistent-Resident in Bengkalis, het jaar daarop in Ambon, tevens burge­mees­ter van Amboina. Hij is voor­zitter van de Stic­hting Bestrijding Tuberculose Amboi­na en lid van de Ver­eni­ging Bestrij­ding Lepra in de Moluk­ken. Hij overlijdt in een Jappenkamp.

Roelof’s zoon Chiel wordt na de oorlog in 1948 benoemd tot luitenant der infanterie en ingelijfd bij het KNIL. Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 blijft hij nog een paar jaar in Indonesië om het leger daar te helpen opbouwen. Hij trouwt dat jaar op Kresek, Tan­gerang en het eerste kind wordt daar ook geboren.

Eind 1959 neemt Carl’s zoon Gerard, dan 40 jaar oud, de functie aan van procureur-generaal bij het Hof van Nederlands Nieuw-Guinea. In november 1960 werkt hij al weer in Nederland ten gevolge van de Affaire Gonsalves.

Terug   ***   Verder

1. Nationaal Archief, 2.10.36.21, Inventaris van het archief van het Ministerie van Koloniën: Stamkaarten Oost-Indische Ambtenaren 1917-1952, Stamkaarten Ambtenaren Oost-Indië 1917-1949, kaartenbak 8, nr. 380 Von Meijenfeldt en kaartenbak 1, nr. 517 Beumer. Nationaal Archief, 2.19.255.01, Correspondentie Oorlogsgravenstichting.