Na het overlijden van de stamvader van de Nederlandse familie Von Meijenfeldt ontwikkelt de nieuwe generatie zich verder in de grote steden. In Amsterdam heeft Wilhelmina Augusta haar gezin met Arendt van Paddenburg opgebouwd. In Rotterdam lukt het toch het huis aan de Goudschen Cingel te verkopen en keert weduwe Catharina Margeretha Pieplo met haar kinderen in de Kipstraat terug.
Jan wordt na zijn militaire loopbaan timmermansleerling en vervolgens timmerman in Rotterdam. Van hem is een Sinterklaasgedicht bewaard gebleven. (1)
Aan mijn lieve vrouw Keetje Kreber !!!
Ik had al een sterk verlangen,
Om een brief van U te ontvangen.
Per ongeluk ontving ik nu
Eenig letterschrift van U.
Maar ik dacht: dat is gelogen,
Nu ben ik eens regt bedrogen:
Is dit schrijven van mijn Kee!
Dat valt me in’t geheel niet mee.
Want ik zeg U lieve deren,
Gij moet beter spellen leeren;
Zulk een man van taal als ik!
Is met knoeijen niet in schik.
Daarbij komt nog, mij te kwellen;
Door een schelmdicht op te stellen,
Ook mijn naam verkeerd te schrijven;
Waart Gij hier! ‘k zou met U kijven!!
Op deze wijze gaat het gedicht nog vele coupletten door. Hoewel moeilijk leesbaar, lijkt Jan onderaan het gedicht te schrijven dat zijn doopnaam niet “Goehan” is. Uit de aanhef van dit gedicht kan worden geconcludeerd dat Jan verloofd of getrouwd moet zijn geweest met deze Keetje Kreber. Daarvan blijkt niets uit de archieven, maar uit de familietraditie en -correspondentie is te halen dat het om Geertruijda Hillegonda Kreber gaat, geboren in Rotterdam op 17 november 1811 en in 1835 gehuwd met Jan Kloek, bij wie zij acht kinderen krijgt. (2)
Bericht van verhuizing. Rotterdamsche Courant, 4 mei 1844.
Hendrik begint na zijn tijd bij de marine in 1838 een opleiding tot rijksambtenaar. Zijn verhaal gaat verder in de paragraaf Kennedij.
Carl rondt zijn periode als leerling af en wordt scheepstimmerman. Zijn verhaal gaat verder in de paragraaf Diederich.
Friedrich is opgeklommen tot vierde stuurman en vertrekt in 1838 op Zijne Majesteits Brik van Oorlog de “Panter” van Hellevoetsluis voor een grote tocht naar Oost-Indië. In 1841 wordt hij voor Batavia samen met zijn stuurmansleerling Strijp van boord gehaald en naar het Militair Hospitaal vervoerd. Daar overlijdt hij drie dagen later, 23 jaar oud. (3)
Nellie heeft de zorg van haar familie nodig, omdat zij een verstandelijke beperking heeft. Welke is niet duidelijk, maar zij kan niet zelfstandig wonen of werkzaamheden verrichten. Daarom volgt zij haar moeder, haar broer Jan en uiteindelijk wordt zij in een tehuis geplaatst.
1. Familiearchief, Documenten Familie, N.2, nr. 41.
2. Isaac Antoni Kreber is de oudere broer van Keetje. Diens oudste zoon Pieter Kreber (1828-1902), timmerman en opzichter te Haarlem, trouwt in 1852 Cornelia Henderica Diederich, de schoonzus van Carl von Meijenfeldt, en is in 1874 getuige bij het huwelijk van Carl’s dochter Cato) [CG/38]. Een alternatief is Pieter’s jongere zus Geetruida Carolina Kreber (* Rotterdam 28-10-1833), die wellicht aan de Groenendaal langskwam en verloofd raakte met de veel oudere Jan, voordat zij in 1860 trouwde met Anthonie Jacobus Ernst.
3. Nationaal Archief 2.12.03, inventarisnummer 3564, Journaal van de Panter, 10 en 15 maart 1841.