3.1. Duitse Orde

Een eerste mysterie om te behandelen is de oorsprong van de Meijers in Lijfland. Wat is de afkomst van Johann Meijer? Wie zijn ouders zijn en waar hij vandaan komt is onbekend.

Afstamming van inheemse Lijven, Esten of Letgallen is uitgesloten. Pas heel veel later komen de eerste gemengde huwelijken voor, hebben zij hogere functies en behoren tot de adellijke standDe enige mogelijkheid is dat een voorouder of hijzelf kolonisten zijn geweest. In Lijfland komen die vrijwel niet uit het zuidelijke Litouwen, enigszins uit het oostelijke Novgorod en Pleskau, iets meer uit het noordelijke Finland, Zweden en Denemarken en het meest uit het westen. Ook vanwege hun achternaam Meijer, Middelduitse taal en functies bij de Duitse Orde ligt daarom een afkomst uit de gebieden van het Heilige Rooms Rijk der Duitse Natie het meest voor de hand.  

De Meijers hebben gezinnen en bezittingen. Daardoor kunnen zij geen kruisridder, monnik-ridder of geestelijke zijn. De naam komt dan ook niet voor op voor op de desbetreffende lijsten. Uit het westen komen niet alleen handelaren naar de Hanzestad Riga, maar ook kolonisten om vrijboer (Landsassen) te worden. Op hun hoeve beschikken zij over horige boeren uit de inheemse bevolking en leggen hen voedselafgifte en legerdienst op. Aanvankelijk werkt de bevolking daar aan mee omdat zij vaste prijzen krijgen, hun oogst grotendeels zelf mogen houden en slechts een bescheiden militaire bijdrage hoeven te leveren in hervart (offensieve ondernemingen), lantwern (verdediging) en borchbuunge (fortificatie). Later worden de boeren door uitbuiting slachtoffers van honger, ziekte en geweld. (1)

Omdat de stroom kolonisten uit het westen opdroogt beloven de ridders en geestelijken hen enkele jaren vrijstelling van verplichtingen en variatie per omvang van het landgoed (100 tot soms 1000 hectare). Dat trekt landadel aan, die na verloop van tijd hun rechten uitbouwen tot erfgoederen (allodiale eigendom). Ministerialen (dienstmannen) verwerven geleidelijk adellijke titels. In de late middeleeuwen verwatert dit tot één term: vazallen. Tot hen behoren de Meijers overduidelijk.

De aangetrokken kolonisten waren in het Heilige Roomse Rijk vaak beheerders van hoog-adellijke landgoederen. In het noordwesten hadden de beheerders de naam meier, elders schulze. Van de ridders en handelaren is documentatie behouden gebleven, van de kolonisten helaas bijna niet. Het is desalniettemin niet gewaagd te concluderen dat de Meijers in Lijfland van oorsprong beheerders van landgoederen in het Rijnland, Westfalen, Gelre of Utrecht waren. 

Terug   ***   Verder

1. Jaan Kross, “Kolme katku vahel”, Tallinn 1985, vert. “Tussen drie plagen”, Amsterdam 2018.