Carl von Meijenfeldt schrijft in zijn brief naar Helsingfors dat zijn vader in 1780 in Franse dienst treedt. Met dienst zal hij hoogstwaarschijnlijk militaire dienst bedoeld hebben. Gelet op de latere loopbaan van Johan August ligt het voor de hand eerst naar de marine te kijken. In Pommeren bloeit op dat moment de economie en het leger vooral dankzij de zeevaart (havens, scheepsbouw, bemanning) onder neutrale Zweedse bescherming. Buitenlandse mogendheden doen de havensteden Stralsund en Barth veelvuldig aan om zich te versterken met Pommerse schepen en bemanning. (1)
Oorlogsschepen moeten in de registers van nationale marines gezocht worden, niet in de tolregisters. Bij de Sonttol werd alleen tol voor handelswaar betaald. In de Franse marine archieven is de naam van Johan August evenmin te vinden. Bedacht moet worden dat in de Franse registers alleen officieren staan. (2)
Indien Johan August op een Frans marineschip aanmonstert, is de kans groot dat hij buiten Europa terecht komt. In maart van dat jaar vaart Lafayette van Rochefort naar Boston en Rochambeau (met zijn Zweedse aide-de-champ Fersen) naar Newport, met schepen vol buitenlandse zeelui. Zij verzekeren de Amerikaanse opstand van Franse steun. Het is ook mogelijk dat Johan August op een schip met kaperbrief aanmonstert. Franse kapiteins uit Duinkerken voeren nogal eens het bevel op kaperschepen uit de Oostzee – onder andere Stralsund – en laten zich inhuren door de Republiek om Engelse schepen te kapen. (3)
1. M. Russel, “Swedish Pomeranian Shipping in the Revolutionary Age (1776–1815)”, Deutsche Forschungsgemeinschaft, projekt “Risikozähmung in der Vormoderne”, Ruhr Universität Bochum, Forum Navale 2012, pag. 65-103.
2. Brieven van Frits (Nk.3) aan Govert von Meijenfeldt (Na.4), ‘s-Gravenhage 18 november 1934 [CG-024] en van de Conservateur-Général Centre d’accueil et de recherche des Archives nationales (CARAN) van het Ministère de la Culture et de la Francophonie aan Hans von Meijenfeldt (Na.41) [CH-262].
3. J.E. Korteweg, “Kaperbloed en koopmansgeest. ‘Legale zeeroof’ door de eeuwen heen”, Amsterdam 2006, pag. 260, en correspondentie met haar [CH-429]. Zie ook de correspondentie zonder resultaat met de Franse maritiem historicus Roberto Barazzutti [CH-431].