In de brief van Carl von Meijenfeldt naar Helsingfors staat dat zijn vader na zijn Franse dienst overstapt in Nederlandse dienst. Omdat feiten ontbreken volgen hier enkele hypothesen.
Verwisseling
Het moment waarop de overstap plaatsvindt ligt na zijn vertrek uit Stralsund in 1780 en vóór of gelijk met zijn aankomst in Amsterdam in 1793. Wisselt Carl de perioden misschien om en bedoelt hij met Franse dienst de Napoleontische tijd in Nederland? Bij de aankomst van zijn vader in Amsterdam in 1793 bevinden de Franse legers zich nog beneden de rivieren en in 1795 is de Bataafse Republiek een Franse satelliet geworden. Pas een maand vóór de geboorte van zoon Carl in 1815 is het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden een feit is. Mocht Carl het inderdaad hebben omgedraaid, dan was zijn vader tussen 1780 en 1793 al in Nederlandse dienst. Van die periode is niets in de archieven te vinden.
Doggersbank 1781
De Republiek raakt op 5 augustus 1781 niet met de Franse maar de Engelse marine slaags in de Slag bij de Doggersbank. Volgens een familieoverlevering zou de stamvader hier bij geweest zijn. Hoewel dat niet is uit te sluiten, zou dit betekenen dat Johan August al na één jaar van Franse in Nederlandse dienst terecht komt. Het is wel zo dat zijn latere kapitein Harstinck zich hier voor het eerst onderscheidde.
Pruisische veldtocht 1787
In 1784 is een eind gekomen aan de oorlog tussen Engeland en Nederland en een jaar later sluiten Frankrijk en Nederland een alliantie, waarbij de Patriotten het heft in handen nemen in de grote steden. Zij sturen Wilhelmina van Pruisen bij Goejanverwellesluis terug naar haar man prins Willem V van Oranje in Nijmegen. Zij weet haar broer de koning van Pruisen te bewegen om met 20.000 man op 13 september 1787 in Nijmegen te arriveren en vandaar de Republiek binnen een maand onder de Prins terug te brengen. Luitenant der huzaren Carl August von Meyenfeldt zou in die stad ingekwartierd zijn bij een familie Van Geldt. (1)
Inderdaad kwartiert de Pruisisch aanvoerder die dag het grenadierbataljon van Bonin in bij Nijmeegse huizen en vervolgt zijn veldtocht. Verscheidene bij Amsterdam gelegerde bataljons treden later in dienst van de Staten-Generaal: op 22 februari 1788 2.906 man, op 5 mei van dat jaar nog een korps van 3 bataljons van totaal 1.000 man (2 bataljons musketiers uit Rostock onder Von Gluër en 1 bataljon grenadiers uit Schwerin onder Von Both) van hertog Friedrich Franz von Mecklenburg-Schwerin und Güstrow. Onderzoek levert op dat hier geen Von Meyenfeldt bij aanwezig is en dat de militairen in 1796 naar Duitsland zijn teruggekeerd. (2)
Van Johan August is hier weliswaar geen sprake, maar de naam Carl August doet denken aan zijn doopgetuige Carolus von Meijenfeldt.
Dumouriez 1793
Vanaf 1792 dringen de Franse troepen over land op, winnen de Slag bij Jemappes en lijven de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk in. Een jaar later steekt generaal Dumouriez na de oorlogsverklaring de grens over en gaat Staats-Brabant, verliest de Slag bij Neerwinden en wordt door de geallieerden teruggedrongen. In april zijn de troepen bij de Franse grens terug en loopt Dumouriez over naar de geallieerden. Was Johan August bij hem?
Schelde 1793
De Nationale Conventie in Parijs besluit in 1792 dat de Habsburgse keizer de Zuidelijke Nederlanden ten gunste van Frankrijk moet ontruimen. Vanuit Duinkerken voert een escadrille een expeditie uit op de Westerschelde op 21 november. Het is de bedoeling de citadel van Antwerpen over water in te sluiten, maar de Republiek verbiedt de doorvaart met een beroep op het Vredesverdrag van Münster 1648. De revolutionaire Franse regering doet een beroep op het natuurrecht van vrij gebruik van internationale rivieren. De onderhandelingen leiden tot niets en al op 1 december 1792 vaart de escadrille de Westerschelde op, hoewel de Habsburgers zich al aan Franse grondtroepen hebben overgegeven. Zes Britse schepen schieten te hulp. Na de terechtstelling van hun koning verklaren de Fransen begin 1793 de Nederlandse en Britse vorst de oorlog. Willem V besluit de Franse escadrille aan te pakken. In de nacht van 20 op 21 maart roeit een zevental Nederlandse sloepen naar de voor anker liggende Franse kanonneerboot St. Lucie onder scheepsvaandrig Jean-Joseph Castagnier en een gaffelschip. Ondanks een zwaar Frans bombardement vanaf de forten Lillo en Liefkenshoek weet luitenant Wolterbeek de schepen te veroveren en naar Vlissingen te voeren met 57 gevangenen. De Nederlanders oefenen met de 14 buitgemaakte kanonnen. Zou Johan August tot de 57 Franse krijgsgevangenen hebben behoord en geeft hij instructies over het geschut? Dat zou zijn succesvolle aanmonstering bij de Amsterdamse Admiraliteit twee maanden later wel verklaren.
1. Een jonkheer Van Gendt haalde deze informatie uit een Deens boekwerk over adellijke geslachten. Brief van Frits von Meijenfeldt (Nk.33), Baarn 14 augustus 1984 [CH-39].
2. Brieven van Militärarchiv, Bundesarchiv Freiburg, 3 december 1990 [CH-177], Mecklenburgisches Landeshauptarchiv (v/h Staatsarchiv) Schwerin, 25 januari 1991 [CH-186], Niedersächsisches Staatsarchiv Wolfenbüttel, 29 januari 1991 [CH-198] en Sectie Militaire Geschiedenis van de Koninklijke Landmacht, ‘s-Gravenhage 11 januari 1996 [CH-278a]. T.Ph. von Pfau (vert.), “Geschiedenis van de veldtogt der Pruissen, in Holland, in 1787”, Amsterdam 1792. Th. von Troschke (vert.), “De Pruisische veldtocht in Nederland in den jare 1787”, Gouda 1875. J.C. Wagner, “Mecklenburgsche troepen in Nederlandsche dienst 1788-1796”. Gerd Brügmann, “Ein vermißtes Kirchenbuch taucht wieder auf”, Zeitschrift für Niederdeutsche Familienkunde 1966, blz. 73-75. J.P.C.M. van Hoof, “Militairen in de Bataafs-Franse tijd”, Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 1995, pag. 204.