1.5.2. Welke route?

Het wordt tsaar Peter de Grote in juni 1708 duidelijk welke route koning Karel XII heeft gekozen. De Zweedse legers breken op van hun winterkamp bij Minsk en trekken niet noordwaarts door Litouwen, maar oostwaarts richting Smolensk. De Moskovieten graven zich snel in achter de rivieren Berezina en Dnjepr. De eerste rivier nemen de Zweden op hun beproefde wijze, ditmaal met een zuidwaartse omleiding.

Beide legers sturen dan opeens voor het eerst op een directe confrontatie aan. Op 4 juli 1708 komt het tot een treffen bij Holowczyn (Haloŭtjyn, nu Wit-Rusland). Opnieuw wint Karel XII, maar voor het eerst blijkt van een zekere discipline en vechtlust bij de Russen. Aangezien Johann August zich met zijn regiment in de laatste marsrij bevindt blijft hij maar liefst 80 à 90 kilometer van dit gevecht verwijderd. Eenmaal in de buurt van de Dnjepr blijft Karel XII met de hoofdmacht liggen, terwijl hij Johann August met een deel van het leger op de rivier afstuurt. Zonder dat er een schot valt trekt hij de rivier over en voert enkele patrouilles uit. 

In plaats van de volgende 150 kilometer naar Smolensk te trekken blijft Karel XII twee kostbare zomermaanden op dezelfde plaats liggen. Deze vertraging is te wijten aan de uitvoering van het bevoorradingsplan. Vanuit het Baltische gebied had zich op deze plaats een grote bevoorradingstrein onder Lewenhaupt bij de hoofdmacht moeten voegen. Dit leger was ook wel vertrokken, maar op een veel te laat tijdstip en in een veel te traag tempo. Carl Friedrich von Meijerfeldt behoort tot dit leger en krijgt opdracht om diep op de noordflank te penetreren. In de maand juli bevindt hij zich zelfs al te ver voor de linies uit. (1) Hij moet zich met zijn regiment aan een lange mars zuidwaarts zetten om zich met Lewenhaupt te kunnen verenigen. 

Van Anna Christina Hastfer wordt bericht dat zij nog een derde kind van Carl Friedrich baart, Eva Dorothea, maar dat wordt bestreden. (2) Uit feitenonderzoek blijkt dat enkele dicht bij elkaar staande families inderdaad door elkaar worden gehaald. (3)

Eind augustus besluit Karel XII niet langer op Lewenhaupt te wachten. Met het gehele leger steekt hij de Dnjepr over en volgt een zuidoostelijke route. Bij het moeras van Malatize (MoljatitsjiMol’atici) slaan de Zweden hun kamp op. Daar geven de Moskovieten er opnieuw blijk van te hebben bijgeleerd: zij zetten voor het eerst een (infanterie)aanval in en trekken zich pas terug nadat de Zweedse hoofdmacht is gearriveerd. Het is 2 september, het eerste moment dat alle legeronderdelen (behalve Lewenhaupt) bijeen zijn.

Dat is maar van korte duur, want Johann August trekt die dag nog met 6000 man over een eerder geslagen brug over de rivier Tsjornjaja Natopa. De volgende dag komt hij bij de Moskovische linies aan, waar hij nog net kan zien hoe de laatste rijen zich terugtrekken en dorpen en landerijen in brand steken. Hij raakt nog in een kamp Kozakken en Kolmukken, waaruit hij door 2 andere compagnieën wordt ontzet. (4)

De Zweedse hoofdmacht zet de mars naar Smolensk voort en jaagt de  Moskovieten voor zich uit. Deze weten steeds als eerste voedselvoorraden te plunderen of te verbranden. Op 11 september wagen de Moskovieten bij Rajovka weer een aanval met 8000 man cavalerie. Karel XII heeft haast  die aanval te beantwoorden en gaat zijn troepen vooruit. Hij loopt in een hinderlaag, zijn paard wordt onder hem wordt weggeschoten en hij raakt hopeloos omsingeld. Over de reddingsoperatie schrijft Johann August: (5)

kam Dahldorff mit seinen wenigen Leute von der rechten Seite, und Ge. Major Meijerfeldt von der linken Seite an dem Könige, und die übrigen kahmen immer nach und nach, daß alßo der König glückl. salviret, der Feint poußiret, und Ihro Königl. May glückl. daß Felt behalten. 

Sommigen zeggen over deze passage dat Johann August aan zelfoverschatting lijdt, maar er zijn andere bronnen die deze lezing bevestigen. Hij is met zijn dragonders een zware pas aan het beklimmen, als Rehnskiöld hem van de moeilijkheden van Karel XII op de hoogte brengt; daarop rijdt hij met enkele squadrons in gestrekte draf naar de plaats des onheils  om de koning te ontzetten. (6)

Steeds meer bewonderaars komen binnen bij het kamp van Karel XII. Twee van hen verdienen voor het vervolg van dit verhaal vermelding. De eerste is de Pruisische diplomaat Nathaniël David von Siltmann, die bij Holowczyn zijn diensten had aangeboden. De tweede is de Slowaakse superintendent bisschop Daniël Krman met landgenoot Samuel Pohorszky en vertaler Samuel Hermsohn bij Mogilev (Mahilov). Hij vraagt steun aan zijn protestante kerk tegen de katholieke dwang van de keizer. De Zweedse konng schenk hem een bedrag uit zijn privévermogen. Krman besluit bij de koning te blijven en houdt een reisverslag bij, dat vanaf hier en later goede diensten bewijst. (7)

De Zweden trekken nu de grens tussen Wit-Rusland en Rusland over, maar houden direct enkele dagen halt in Tatarsk, de opening van de route Smolensk-Moskou.  Twee kwesties vragen om aandacht. De Russen voeren in plaats van een veldslag verrassingsaanvallen uit en trekken zich daarna steeds in geaccidenteerd terrein terug of marcheren weg. Ten tweede zijn de voedseltekorten  nijpend  door de Russische tactiek van verschroeide aarde, terwijl de voedseltrein van Lewenhaupt nog in geen velden of wegen te zien is.

Karel XII heeft lange gesprekken met graaf Piper en veldmaarschalk Rehnskiöld. Ook Johann August is soms aanwezig. Er wordt wel aangenomen, dat de baron in het bijzonder aanwezig is om te adviseren over het moreel van de niet-Zweedse soldaten. Dat  laat te wensen over, in verband met de extreme veldomstandigheden en het gebrek aan voedsel. Het kan ook zijn dat hij juist op dat moment de in de generale staf dienstdoende generaal-majoor is. (8) Hij is in elk geval aanwezig bij het besluit .

De hoofdvraag is opnieuw welke route te kiezen. Alle vier windrichtingen komen in aanmerking. Naar het noordelijke Lijfland en Lewenhaupt met voedsel of naar het westelijke Polen om op kracht te komen en te hergroeperen zijn verstandige beslissingen, maar leiden tot gezichtsverlies. Johann August bepleit de keuze in oostelijke richting door te stoten naar Moskou, dat maar 300 km verderop ligt. Piper brengt in zijn memoires naar buiten, dat zijn zwager had gehoopt zijn jonge vrouw daar naar het leger te kunnen laten overkomen. (9) Dit moet Karel XII hebben gesterkt in zijn voorkeur voor ongehuwde officieren. Het versturen van brieven zou door een mars naar het zuiden erg bemoeilijkt worden. Johann August had al ervaring opgedaan met een brief aan Lewenhaupt om hem tot spoed te manen, welke eerst maanden later via een monnik te bestemder plekke kwam.

De vierde route is zuidwaarts. Daar ligt Oekraïne. Het westelijke deel hoort op dat moment aan Polen-Litouwen, het oostelijke deel aan Rusland. De bewoners zijn kozakken, die in beide gebieden Ivan Mazeppa als hetman  hebben. Deze voelt zich niet door tsaar Peter de Grote gesteund en loopt in 1708 over naar Karel XII. Hij stelt voor dat de hongerige Zweedse troepen zuidwaarts naar de grote graanschuur van Europa komen. Voor Karel XII geven het voedsel en de steun van de kozakken de doorslag.

Terug   ***   Verder

1. C. Hallendorff, “Karl XII och Lewenhaupt år 1708”. Uppsala Universitets Årsskrift 1902:3, pag. 110.
2. H.N.  Scott gen. Pistolekors, “Nachrichten über die Adelsgeschlechter Scott of Craighall, Pistolekors”, Pommern 1984, nrs. 45, 90-91 en 180-181. De bezitter van het boek brengt met pen veel wijzigingen in het drukwerk aan. Hij schrapt de tweede voornaam “Friedrich”, “felt” in zijn achternaam en geboorte- en overlijdensjaar. De rang wordt verlaagd van kolonel naar majoor. De moeder wordt vervangen door Johanna Scott. Bij de dochter worden “Eva” vervangen door “Johanna” en ook hier “felt” geschrapt. Het geboortejaar 1708 en overlijdensdatum 28 februari 1779 worden toegevoegd.
3.  Volgens Robert Reisman en Raivo Karpender op Geni gaat het om
Johanna Dorothea von Meijer geh. Baumgarten (1708-1779), dochter van majoor Gustaf Wilhelm von Meyer (1677-1751) – kleinzoon van de eerder behandelde Valentin von Meyer – en Johanna Regina Bennet (1687-1740) – zuster van de hierna te behandelen Wilhelm Bennet.
4. Grefwe Bref.
5. H. Villius, “Karl XII:s ryska fälttåg”, Lund 1951, pag. 149.
6. Grefwe Bref. F.F. Carlson, “Carl den Tolftes tåg mot Ryssland”, Stockholm 1885, pag. 69. E. Carlson, ”Sveriges Historia under Karl den Tolftes Regering”, Stockholm 1910, deel 3, pag. 158-159.
7. D. Krman, “Itinerarium”, gepubliceerd als “Historia ablegationis Dni superintendentis Danielis Krmann et Dni Samuelis Pohorszky ad regem Sueciæ Carolum XII” in “Monumenta Hungariæ historica”, deel 23, Budapest 1894, vert. G. Viktory, “Cestovny Dennik z rokóv 1708-1709”, Bratislava 1969.
8. C. Bennedich, “Karl XII:s krigsföring 1707-1709 och krigsskadeplatsens natur och kultur, I”, Karolinska Förbundets Årsbock 1911, pag. 105. G. Petri, “Kungl. Första livgrenadjärregementets historia”, deel 3, “Östgöta infanteriregemente under Karl XI och Karl XII”, Stockholm 1958, pag. 253-254. R.M. Hutton, “Charles XII of Sweden”, London 1968, pag. 268, noot *.
9. Hallendorff, pag. 130-131 (gesproken wordt van “persoonlijke wensen”). A. Gyllenkrook, “Relationer från Karl XIIs krig”, Stockholm 1913, pag. 58. H. Villius, pag. 153 noot 92.