1.6.4. Graaf

Koning Karel XII verhoogt in Demotica op 3 maart 1714 Johann August von Meijerfeldt van baron tot graaf. (1) De gravenbrief somt zijn wapenfeiten op vanaf 1705, enkele maanden nadat hem de baronnenbrief wordt verleend. Die brief was immers pas in het winterkwartier te Blonie voltooid, waardoor zijn belevenissen met Dantzig nog in de baronnenbrief zijn bijgeschreven. De gravenbrief begint met de tocht van zijn 1000 man met de bisschop van Lemberg naar de kroning van Stanislaus tot Poolse koning in Warschau. Daarna volgen tal van gebeurtenissen waaruit voor dit verhaal dankbaar is geput.

Wapenschild getekend in de gravenbrief, Ridderhus Finland

Ten opzichte van het baronnenwapen zijn twee kwartieren toegevoegd. Midden-boven een steigerende kelen griffioen in zilver veld. Dat is het wapen van de Lijflandse ridderschap en van het hertogdom Pommeren. Midden-onder drie doorboorde zilver-azuren sporen in gouden veld. Als helmversiering een derde open toernooihelm links met geharnaste ruiter op steigerend paard.

Pas in 1719 wordt de gravenbrief bij het Ridderhuis van Stockholm geïntroduceerd. Het gravenschild hangt linksboven aan de Koningswand. Boven het wapen staat “Grefwe Joh. August Meijerfeldt” en “59”. Meijerfeldt is de 59ste geïntroduceerde grafelijke familie. Onder op het schild staat “Anno 1714. den 3. Martii”, de datum van de gravenbrief.

Wapenschild in het Riddarhuset te Stockholm
Fotograaf:
K.-H. Stiernspetz
Fotoafdruk en -scan:
FamilieArchief

Daarna verschijnt het gravenwapen in de verschillende wapenboeken van Europa:

E. Kiellberg, “Sweriges Rikets Ridderskaps och Adels Wapnebok”, Stockholm 1734, pag. 10 D.G. Cedercrona, “Sweriges Rikes Ridderskaps och Adels Wapen-Bok”, Stockholm 1746, pag. 10
P. Carlskiöld, “Svea Rikes Ridderskaps och Adels Wapenbok i Kopparstick”, Stockholm 1764, pag. 3 C.A. Klingspor, A.W. Stiernstedt, “Sveriges ridderskaps och adels wapenbok”,
Stockholm 1865, deel 2 en deel 5
C.A. Klingspor, “Sveriges Ridderskaps och Adels Vapenbok”, Stockholm 1890, pag. 4
O.T. von Hefner, “Ausgestorbener Preussischer Adel, Provinz Pommern, Taf. 37
V. Rolland, “Planches de l’Armorial Général de J.-B. Rietstap”, Parijs 1912, planche CCIV
G.A. Mülverstedt, “Ausgestorbener preußischer Adel, Provinz Pommern”, Nürnberg 1894,
pag. 60 en tafel 37
G. Elgenstierna, “Den introducerade svenska Adelns ättertavlor”, Stockholm 1930,
deel V, pag. pag. 227

Johann August krijgt in lijn met zijn gouverneur-generaalschap landgoederen in Voor-Pommeren toegewezen. Doordat het gebied niet meer in Zweedse handen is, veel andere officieren ook in de adelstand worden verheven en er nog talloze andere maatregelen getroffen moeten worden, duurt het nog vijf jaar voordat de gravenbrief, het nieuwe schild en de landgoederen Nehringen en Medrow in zijn bezit zijn.

Johann August bereidt in die tijd de verdediging van Wismar voor, naast Stralsund de enig overgebleven Zweedse stad in de Duitse gebieden. Van zijn regiment landmilitie wordt 300 man voor de verdediging van Stralsund uitgezocht.

Karel XII blijft pogen Pommeren te behouden. Nadat hij hem 6 april 1714 admiraal maakt, geeft hij Johann August opdracht zich bezig te houden met het uitrusten van de vloot. Karel XII had na het overlijden van de beroemde maar trage admiraal Wachtmeister behoefte aan een goed organisator, niet aan een goed zeeman. Stenbock had bij de Slag bij Helsingborg al bewezen het te kunnen en nu werd het vertrouwen weer aan een landmachtofficier gegeven, namelijk Meijerfeldt. Na een kort verblijf in Gothenburg had hij zich medio 1714 in Karlskrona gevestigd om zich beter om zijn admiraalschap te kunnen bekommeren. Bij de bevolking had hij al enthousiasme weten te kweken en stelt nu voor de adel een voorbeeld door uit zijn eigen vermogen 16.000 Rijksdaalder ter beschikking te stellen. Hij volbrengt zijn taak zo snel en energiek, dat hij dankbaarheid en bewondering van de koning oogst. Met vereende krachten weet hij 800.000 Rijksdaalder op te brengen. (2) 

Vanaf dan gaat Johann August zich als Koningsraad in de Senaat actief met de politiek bezighouden, voornamelijk in de rol van verdediger van de handelingen van de koning. Bassewitz is inmiddels een goede vriend van hem geworden. Begin augustus 1714 brengt hij een bezoek van een halve dag aan Karlskrona, waar hij adviezen inwint over de houding van de Zweedse Senaat. Bassewitz schrijft later over hem als ein veritabler Freund van mir, die bij het afscheid op de bewuste dag had gewenst: der liebe Gott bringe das unterdrückte Recht ans Licht! (3)

Fabrice, diplomaat voor Holstein bij Karel XII in Demotika, schrijft aan Görtz dat Von Meijerfeldt de vijand is van generaal baron Horn en kwaad over hem spreekt bij het Hof. Welke Horn bedoelt hij en waar gaat het over? In Stettin was een Horn voor het Zweedse deel van het garnizoen achtergebleven. Dat was niet zijn zwager luitenant-generaal graaf Arvid Bernhard – zoals de geschiedenisboeken ten onrechte schrijven – maar kolonel baron Ture Sigismund. Volgens Fabrice zou het probleem zijn dat Johann August diens promotie tot generaal-majoor in 1714 niet erkende. Inderdaad was daarvan pas in 1719 sprake. (4)

Waar Johann August von Meijerfeldt zo vurig op hoopt gebeurt tenslotte dan toch. Koning Karel XII mag uit zijn Turkse ballingschap weggaan en rijdt incognito in 15 dagen te paard met een grote boog door West-Europa. Medio november 1714 staat hij voor de ongelovige poortwachters van Stralsund. Johann August hoopt vurig dat hij snel oversteekt naar Karlskrona en doorreist naar Stockholm. (5) In plaats daarvan vraagt de koning hem naar Stralsund te komen. Een kleine maand later arriveert hij daar met een postjacht, om dankzij zijn enorme bedrag voor de vloot door een minzame koning te worden verwelkomd. Görtz arriveert ook en blijft in de gunst van Karel XII. Hij denkt Johann August met te ergeren met een brief van Bassewitz die hem poltron (lafaard) noemt, maar bij aankomst zegt Bassewitz dat er patron (baas) staat. Kort daarop organiseert Johann August als hoogste vertegenwoordiger een feestelijke rondtoer in een lange ceremoniële stoet voor de koning.

Karel XII benoemt Johann August op 26 januari 1715 tot Kanselier van de Universiteit van Greifswald. Deze stad is overeenkomstig het verdelingsplan aan Pruisen  toegedeeld, waardoor ook deze benoeming pas waarde kan krijgen na de vrede. Die lijkt verder weg dan ooit als Pruisen op 1 mei zijn neutrale positie opgeeft en toetreedt toe tot de Noordelijke Alliantie. De legers uit Denemarken, Saksen, Pruisen en Rusland verzamelen zich medio 1715 rondom de twee sterkste vestingsteden van Europa: Stralsund en Wismar. Met twee bataljons maakt Johann August de vruchteloze pogingen van Karel XII tegen de Deense vloot bij de Pommerse Wal mee.

Er is ook nog wel tijd voor vertier. Op 9 juli 1715 vinden de gebruikelijke vogelschietwedstrijden voor de burgers van Stralsund plaats. Karel XII looft een geldprijs van 300 rijksdaalder uit voor de winnaar onder de deelnemende burgers en soldaten, waaronder hijzelf. Die eer valt Johann August te beurt. De schietcompagnie ontvangt een gouden medaille met inscriptie op de zilveren rand: (6)

“Dieſe goldne Medaille, iſt vom Konigl. Rath, General und General-Gouverneur Hrn. graff Meyerfeldt, hier in der Compagnie gegeben da er den 9ten Juli 1715 in beyſeyn I. K. M. König Carl der XII, zum König in der Schüzen Comp, ſich geſchoſſen, und an ſelben Tage mit der Compagnie die gewöhnliche Ceremonie nach, in die Stadt und in seyn Quartier marchieret. I.K.M. und die ganze anſenl. Suitt hat dazſelbe wahl mit der Compagnie nach den Vogel geſchoſſen.”

In september wordt geheel Amt Tribsees verpacht aan Johann August, naast Grimmen het enige gebied dat de Zweedse koning tot dan toe aan de Kroon heeft gehouden. Halverwege oktober 1715 steekt de graaf over naar Zweden. Hij is daarom niet meer bij de aanvallen en overgave van Stralsund eind december betrokken. In 1716 raakt Zweden tenslotte ook Wismar kwijt, haar laatste vesting op Duitse bodem.

Vanuit Zweden moet Johann August toezien hoe niet alleen de gebieden in Lijfland en Pommeren verloren zijn, maar ook zijn eigen landgoederen. Betwijfeld moet worden of hij er al een bezoek aan heeft kunnen brengen. De in 1709 gestarte politiek van sekwestratie door de Deense koning gaat voort. Veel Zweedse leenmannen weten hun landgoederen op veilingen terug te kopen, Johann August niet. Zodra hij bij Tribsees tijd probeert te winnen wordt er beslag op gelegd. Omdat de Zweedse koning Nehringen en Medrow in leen had uitgegeven aan zijn gouverneur-generaal, volgde de Deense koning zijn voorbeeld met Franz-Joachim von Dewitz.

In de legerleiding mengt Johann August zich in de discussie over het herwinnen van de Zweedse suprematie in Noord-Europa. De Zweedse adel wil de Baltische bezittingen heroveren. Nu hij daar geen familieleden meer heeft, pleit hij voor een directe veldtocht in Noord-Duitsland, waar hij immers titels en landgoederen heeft. (7) Görtz stuurt aan op een verdrag met Peter de Grote, eveneens om de handen vrij te houden voor Duitsland. Koning Karel XII ziet het allemaal anders: een veldtocht tegen het onder Deense heerschappij zuchtende Noorwegen. Tegen hoge offers van het volk wordt het leger opnieuw uitgerust, geoefend en op weg gestuurd, maar halverwege wordt halt gehouden vanwege gebrekkige aanvoerlijnen.

Kolonel Wolmar Johann von Meijerfeldt bevindt zich nog steeds onder het commando van de Oostenrijkse prins Eugenius van Savoye. Hij weet zich tijdens de talloze veldtochten en vooral belegeringen niet in bijzondere mate te onderscheiden. In 1716 neemt hij deel aan de veldtocht van de prins tegen de opdringende Turken. In het voorjaar van 1717 wordt een beleg rond Belgrado geslagen, dat na een verrassingsaanval op de versterkingen van de Turkse sultan op 18 augustus capituleert.

Terug   ***   Verder

1. Grefwe Bref för Kongl: Rådet, Generalen och General Gouverneuren Johan August Meijerfeldt. dat. Demotica d. 3 Martij 1714.
2. The Present State of Europe of the Historical and Political Monthly Mercury, The Hague, december 1714, pag. 480-481, noemt een bedrag van maar 150.000 tot 200.000 kronen. Het hoge bedrag staat in I. Le Long, “Het leven van den heldhaften Carel den XII, Koning der Swe­den, Amsterdam 1721, deel 5, pag. 696,  en E. Carlson, “Die eigenhändige briefe König Karls XII.”, Berlin 1894, pag. 148.
3.
H. Almquist, “Holstein-Gottorp, Sverige och den nordiska ligan i den politiska krisen 1713-1714”, KHVSU Skrifter 21:1, Upsala 1918, pag. 202
4. F.E. von Fabrice, “Zuverläβige Geschichte, Karl des Zwölfte, Königs in Schweden, während seines Aufenthalts in dr Türkey, aus den noch ungedrückten französischen Staatsbriefen”, Hamburg / Leipzig 1759, brief 89 uit Demotika van 17 september 2014.
5. Brief van A.O. Rhyzelius aan E. Benzelius, Stockholm 17-11-1714, in S. Grauers, “Strödda politiska nyheter (1709-18)”, PHT 1926, pag. 34.
6. Sundine, 22-07-1830.
7. C.R. Hutton, “Charles XII of Sweden”, London 1968, pag. 462.