1.e.2. Erfenis Johan August jr

De burgemeester van de stad Stralsund registreert op 10 juni 1795 het testament van de Zweedse graaf Johan August Meijerfeldt jr en gravin Louisa Augusta Sparre.  Hij vaardigt de raadsleden Dinnies en Kühl naar de woning van de graaf af, waar zij ‘s middags om vier uur het echtpaar en Kamerraad PommerEsche aantreffen. De graaf verzegelt de papieren en verzoekt ze via de Raad in het Stadsarchief te deponeren De afwikkeling van het testament in 1800 gaat met de nodige formaliteiten gepaard. De Senaat van Stralsund geeft het op 25 juni vrij, waarna de Svea Hovrätt in Stockholm op 10 september 1800 tot executie overgaat.

Lovisa Augusta Sparre wordt eige­naar van alle roerende bezittingen, krijgt het vruchtgebruik en ook het verkooprecht over het in Nehringen nieuw gebouwde landhuis en het Rotermundhuis in de Baderstraβe 39 in Stralsund, alsmede het vrucht­gebruik over de van Carl Fredrik jr geërfde landgoederen Ugerup en Nehringen. Het testament bepaalt ondermeer nog, dat er een ‘Meyer­feldtschen Armenhaus” moet worden gebouwd in Nehringen, waarin vier vrouwelijke en vier mannelijke behoeftige bejaarden gratis kost en inwo­ning zouden moeten krijgen. Ter plaatse blijkt niet hoe hieraan gevolg is gegeven, tenzij toen pas de kleine vakwerkhuizen zijn gebouwd.

Onderscheid moet worden gemaakt tussen de landgoederen en de financiële verplichtingen daaruit.  Van de schulden aan Anna Catharina Meijerfeldt leeft nog maar één erfgenaam, Claes Julius Ekeblad, de weduwnaar van Brita Horn. Haar broer Johan Gustav had de grafelijke lijn Horn afgesloten. Over de leengoederen beschikt de koning zelf: hij verkoopt Nehringen voor 80.000 rijksdaalder in 1802 aan de Duitse Landgraaf Georg Wilhelm IX, die het vervolgens voor 120.000 rijksdaalder verkoopt aan baron Philip Ludwig Schultz von Ascheraden. (1)

 

1. bron