1.7.4. Staatsgreep 1772

Brita Horn kan niet loskomen van haar affaire met hertog Karel. Zij zoekt vergetelheid bij haar grootmoeder Brita Barnekow in Pommeren, die daar de laatste jaren van haar leven verblijft. Op 17 december 1771 schrijft Adam Horn een brief aan Brita op Nehringen. De inhoud van deze brief onthult veel over de familie: (1)

La maladé de Notre Grand Mere me fait de la peine, mais a son age les infirmités sont communes et ont doit ce preparer alors aux evenemens que la Providence ordonne. Je suis bien ai se qu’Elle Vous aye remis Les Diamans de Votre Mere, qui a sa mort auroient pu ce perdre sans qu’on auriot sec ce qu’ils seroit dcvenus, et comme Votre Mere ce trouve dans une situation trop triste et malheuresement pour jamais esperer qu’elle puisse en faire usage je Vous en fait present et je Vous Les donne toutes.

Gravin Anna Catharina von Meijerfeldt
Zeer laag uitgesneden blauwgroen jurk, wit gedrapeerd, gepoederd haar,
klein boeket bloemen, donker buine ogen” (tekst 190 in
C. Bonde, “Porträttsamlingen vid Vibyholm”, 1876)
Techniek:
Olieverf op canvas, 84 x 66 cm
Artiest: Olaf Arenius (1700-1766)
Bezit: Vibyholm
Bronnen: Nationalmuseum 1917:407, Strömbom 681
Foto: Vibyholm

Adam Horn schrijft over de ziekte van grootmoeder. Hij is er bij het schrijven van zijn brief blijkbaar nog niet van op de hoogte dat zij al op 1 december op Nehringen overleden is. Zij is 71 jaar oud geworden. In de St. Andreas Kirche vindt op 9 december de uitvaartdienst plaats. Zij wordt begraven in het familiegraf onder de vloer als laatste van de tweede generatie Von Meijerfeldts. 

Naast de juwelen die Anna Catharina eerder van haar moeder kreeg en door Adam Horn aan dochter Brita zijn gegeven tekenen de drie erfgenamen begin mei 1772 enkele akkoorden. 

Adam Horn tracht van Anna Catharina von Meijerfeldt te scheiden, maar slaagt niet in die opzet. (2) Hij concludeert dat het huwelijk hem weinig voordelen bracht, omdat hij naast de ziekte van zijn vrouw geen voordeel had van zijn beroemde schoonvader, vanwege diens impopulariteit bij de legertop sinds de uitwisseling bij Poltava. Kort hierop overlijdt hij zelf, eind januari 1772, op 55-jarige leeftijd. Veel adellijke families zijn angstig dat zijn correspondentie met alle affaires nu naar buiten gaan komen, maar dat gebeurt niet.

Graaf Johann August von Meijerfeldt jr
Techniek: 
Olieverf op canvas doek
Kleding: Uniform Zweeds leger (boven)
Afmeting: 83 cm hoog x 66 cm breed
Artiest:
Lorenz Pasch jr (1733-1805), kopie van Gustaf Lundberg (1695-1786)
Bezit:
Norbotten Regimente Garnisonsmuseet, Boden (3)
Bronnen: Nationalmuseum 1923:461, Ströbom 683
Foto:
Garnisonsmuseet

De royalistische houding van Johann August tijdens de Rijksdagen 1769-1770 en 1771-1772 gaat steeds meer reliëf krijgen. Koning Adolf Frederik was op 12 februari 1771 overleden en zijn 25-jarige oudste zoon Gustaaf III washem opgevolgd. Deze krachtige persoon wil een einde maken aan de door de Mutsen veroorzaakte onderhorigheid aan Rusland. Als traditioneel lid van de Hofpartij kan Johann August zich tot de vertrouwelingen van de nieuwe koning rekenen. Zo gedraagt hij zich ook aan het hof, vaak tot ongenoegen van anderen. De volgende anekdote illustreert dat: admiraal Tersmeden wacht op 22 juli 1772 met spanning op de dingen die te gebeuren staan. Om de tijd te doden doet hij niet zonder succes mee aan een kaartspel, waarbij gravin Gyldenstolpe en graaf Posse, zijn voogd, aan zijn zijde staan. Als de koning eindelijk arriveert, wordt hem geen blik waardig gekeurd. Als hij dan graaf von Meijerfeldt aanklampt, merkt deze slechts smalend op: “Tersmeden heeft goede voogden in het spel!(3)

In de Zweedse kranten van die tijd zijn de reisbewegingen van de graven von Meijerfeldt tussen hun landgoederen goed te volgen. Zo reisde Johann August jr eerder op 30 juni 1770 van Karlskrona naar Skåne en maakt Carl Friedrich jr dezelfde  reis op 30 mei 1772. Op 8 juli van dat jaar komt de eerste in Ystad aan na een oversteek van Stralsund en herhaalt Carl Friedrich dat op 16 juni 1774. (4)

Voor de tweede maal is Johann August von Meijerfeldt jr betrokken bij een koninklijke couppoging. Met behulp van het leger en Franse steunbeloften pleegt Gustaaf III in augustus 1772 een geslaagde coup, herstelt het autoritaire koninklijk gezag en geeft de toon aan voor een grote culturele bloei naar Franse snit. Johann August profiteert buitengewoon van deze omwenteling.

IMG_0310Koning Gustaaf III (regeert 1771-1792)

Over Louise Sparre doen in toenemende mate de nodige roddels de ronde. Deze worden enerzijds gevoed door het leeftijdsverschil met en de voortdurende afwezigheid van haar man, en anderzijds doordat brieven en publicaties uit die tijd haar als uitzonderlijk mooi en frivool afschilderen. De dichter Oxenstierna schrijft: (6)

Ik zou nooit op een Hof zijn als ik gravin Meyerfelt niet zou zien, een schoonheid die de oude wereld op zijn knieën had aanbeden en offers had gebracht zoals Venus en Diana.

Hertogin Charlotte, schoonzus van Gustaaf III en later koningin, voegt daar in haar dagboek aan toe: (7)

Ze is erg gevat en intelligent, maar uitgekookt en alleen amusant als dat ten koste van een ander gaat. (…) Mensen op zoek naar schandalen beweren dat ze niet zozeer op zoek is naar affaires als wel naar cadeaus.

Sinds 1772 is Louise hofmeisje bij koningin Sophia Magdalena, maar dat verhindert koning Gustaaf III niet zichzelf te onderscheiden tot haar ridder, met alle vrijheden die daaruit over en weer voortvloeien. (8) Affaires met de Spaanse ambassadeur graaf De Lacy, de Franse ambassadeur graaf d’Usson, veldmaarschalk von Hessenstein en opperstandhouder Carl Sparre staan voor de één vast en zijn voor de ander twijfelachtig. Gezegd wordt dat zij de graaf altijd op de hoogte stelt van pijnlijke liefdesverklaringen, die jonge cavaliers haar doen. De een ziet dit als uiterst geraffineerd verbloemd overspel, (9) de ander als een bewijs van haar deugdzaamheid. (10) Hoe het zij, de graaf geeft er altijd blijk van blind op haar te vertrouwen en laat haar daarom onbeperkte vrijheid van handelen.

De Franse ambassadeur Pierre d’Usson is een bijzonder geval. Hij is nog een jaar ouder dan Johan August jr, maar stelt niettemin alles in het werk om Louise het hof te maken. Aan het Hof is hij niet populair: bij hem ontbreken “de beleefdheid, de voorkomendheid, de humor en het vuur, die anders de Franse natie karakteriseren. Je zou eerder denken dat hij een verbitterde Nederlander of een bereisde Duitser is.” Een nauwelijks verbloemd huwelijksaanzoek wijst Louise  vriendelijk af, omdat zij geen behoefte heeft aan buitenlandse dennenbomen en een Franse moeder. (11) 

Generaal Von Meijerfeldt als stormram om de Russische muur te nemen.
Ironische hoornkroon als teken van de misleide man uit de klucht van Molière  “L’ école des maris”. Cupido erboven is tekenaar Ehrensvärd zelf, vanwege zijn hartstocht voor Louise Sparre.

Louise’s moeder laat steeds meer haar afkeuring van het frivole Hofleven blijken. Zij geldt als voorbeeld voor het omgangsleven uit de vervlogen jaren, terwijl Louise de omgangstoon en het jargon aan het Gustaviaanse Hof bepaalt. Zij beschuldigt haar dochter er zelfs van, dat zij zich – behaagziek op een sofa uitgestrekt – door aanbidders laat omringen. Louise tracht zich in brieven te verdedigen en neemt steeds meer afstand van haar moeder. Eind 1772 wordt zij naar het nieuwe Buitenhof Ekolsund ontboden, om daar het Kerstfeest en de verjaardag van de koning luister bij te zetten. Zij bereidt zich met groot enthousiasme voor op deze grootse gebeurtenissen, met hun vele sleeritten, lunches, picknicks, diners, soupers en bals. Dan komt het bericht dat haar vader is overleden en dat zij bij haar moeder wordt verwacht. Louise is teleurgesteld dat zij haar pleziertjes zal moeten missen en eenzaam, zonder mannenbezoek, opgesloten zal zijn met haar moeder. “Ingeting för stackars jag!“, zegt zij zelf. (12)

Carl Friedrich bevindt zich in deze periode veel in Stralsund, maar vergeet niet dat hij veel dank is verschuldigd aan Hindrich Hindrichsson, die als inspecteur een constante stroom van baten uit Ugerup weet te halen. Zijn moeder had hem al bezitter van Nymölla gemaakt, maar op 10 maart 1773 krijgt hij de vrije beschikking zonder enige jaarlijkse afdracht aan de eigenaren van Ugerup, tot zijn dood (35 jaar later). Hij prijst hem als goed huisbewaarder, die “met eer, zorg en eerlijkheid Ugerup en het aanzienlijke nut en voordeel van de onderliggende landerijen bevorderde”. Hij benadrukt in het bijzonder dat Hindrichsson zelf grote sommen investeert en nieuw land cultiveert. De donatie is welkom, omdat Hindrichsson nog belastingen en andere schulden op zich moet nemen. Hij laat de voorwaarden van de schenkingsbrief in de notulen van de rechtbank inschrijven en overlegt een overzicht van zijn investeringen in Nymölla. (13)

Johann August ontkomt er niet aan zich zo nu en dan bij zijn regiment te voegen, zoals op 20 oktober 1773. De ingetreden kou laat zich dan in Piteå aan de Botnische Golf, 139 km van de poolcirkel, extra gelden. Op 1 november promoveert de koning hem tot generaal-majoor in het leger. (14)

De 28-jarige Louise bevindt zich dan in Stockholm, voor de derde keer zwanger. Op 29 november 1773 bevalt zij. Het kind is dood bij de geboorte. Daardoor wordt het niet gedoopt en krijgt geen voornamen. Het wordt nog dezelfde dag begraven in de Jakobskerk in Stockholm. (15)

Brita, de dochter van Anna Catharina von Meijerfeldt, trouwt 4 mei 1775 met graaf Claes Julius Ekeblad. Omdat Brita nog steeds hofdame is vindt het huwelijk op Fredrikshof in Stockholm plaats met passende ceremonieën: de hofdames kleden de bruik, die de juwelen van de koningin draagt en een bruidskroon op haar hoofd plaatst. De bedienden serveren een diner, waarna de koningin de bruid naar de vestibule leidt, waar de bruidegom al naar toe is geleid door de koning. Na de bruiloft bedanken bruid en bruidegom de gasten voor hun aanwezigheid, gevolgd door een bruiloftsdiner met het bruidspaar op de ereplaats, een fakkeldans en de geblinddoekte uitreiking van de bruidskroon, voordat het paar naar huis werd begeleid. Blijkens de uitgebreide correspondentie van het echtpaar is het één van de weinige adellijke huwelijken in Zweden waar liefde in het spel is. Er zijn geen kinderen. Claes verblijft meestal aan het Hof in Stockholm en Brita op Stola, omdat zij na de geforceerde breuk met haar jeugdliefde, hertog Karel, niet zoveel vergevingsgezindheid kan opbrengen weer een rol aan het Hof te aanvaarden.

Carl Friedrich heeft in Pommeren grote problemen om zijn jaarlijkse rente aan de schuldeisers te betalen, inclusief zijn zus en haar dochter Brita. Vanwege zijn geringe financiële kennis en ondervonden tegenslagen, en zijn wens om naar Zweden terug te keren, tekent hij in 1775 een contract om de  plaatselijke notabelen Hagemann en PommerEsche als curator alles te laten afhandelen, waaronder veel rechtszaken bij het Obergericht Stralsund en het Hofgericht Greifswald. Het Hohen Tribunal Wismar neemt op 9 april 1780 een eindbeslissing over onder andere de schuld aan Adam Horn en de lage rente voor pachter Fabricius op Langenfelde, inspecteur Thilow op Medrow, pachter Steinmann op Nehringen en pachter Anders op Borsdorff. Carl Friedrich verklaart zoveel mogelijk uit zijn vermogen bij te dragen en (de meubels van) het huis in Stralsund te verkopen. In afwijking van het testament neemt hij Ugerup over en gaat daar wonen. Daardoor is hij zijn broer nog eens 40.000 en zus 20.000 rijksdaalder schuldig. Hij woont er de rest van zijn leven. Volgens de overlevering achtervolgt een tamme haan hem altijd bij zijn wandelingen.

Een onderscheiding als Commandeur in de Zwaar Orde (C.S.O.) valt Johann August jr ten deel tijdens een plechtigheid in de Ridderzaal van het Koninklijk Paleis op 27 november 1775.

Terug   ***   Verder

1. Riksarkivet Sverige, Biographica M 8 b.
2. M.J. Petry in zijn vertaling van Carl von Linné, “Nemesis Divina”, pag. 357.
3. Post- Och Inrikes Tidningar, 18-06-1878, met beschrijving van zijn uiterlijk en de inscriptie.
4. N. Erdmann, “Admiral Carl Tersmedens Memoarer”, Stock­holm 1915, deel 5, pag. 64.
5. Carlscronas Wekoblad, Politie- och Commerce-Tidningar, 30-06-1770 en 30-05-1772. Inrikes Tidningar, 16-07-1772 en 27-06-1774.

6. “Jag vore aldrig på någon Cour, om ej för att se Grefvinnan Mejerfeldt, en skönhet, som den förra verlden hade tillbedit på knä som Venus och Diana“, J.G. Oxenstierna, “Dagboks-Anteckningar”, Svenska Litteratursällskapet Skrifter, Uppsala 1881, deel I, “Journal för år 1769”, pag. 9-10.
7. C. Forsstrand, “De tre Gracerna. Minnen och anteckningar från Gustaf III:s Stockholm”, Stockholm 1912, pag. 16-17.

8. C. Forsstrand, pag. 40-41, Crusenstolpe citerend.
9. A. Lyttkens, “Kvinnan”, Stockholm 1977, deel 2, pag. 201.
10. A.F. Ristell, “Anekdoter om Konung Gustaf III:s Hof och Regering”, Stockholm 1820. N. von Dardel, “Grefvinnan Lovisa Meyerfelt”, Personhistorisk Tidskrift 1898-1899, deel 3, pag. 176.
11. P. Wieselgren, “DelaGardiska Archivet eller Handlingar ur Grefl. DelaGardiska Bibliotheket på Löberöd”, deel 5, 1841, pag. 71. G.J. Ehrensvärd, “Dagboksanteckningar förda vid Gustaf III:s hof”, Stockholm 1877-1878. deel 1, pag. 103 en pag. 257.
12. S. Leijonhufvud, “Carl Gustaf Tessin och hans Akerö­krets”, Stock­holm 1933, deel 2, pag. 92-96 (“Niks voor arme ikke!”).
13. S. Ahlgren, “Ugerups by och säteri genom seklerna”, Kristianstad 2008, pag. 52-60.
14. Krigsarkivet Sverige, 023 Generalmönsterrullor, 0/747, fol. 2-3.
15. Stadsarchiv Stockholm, Kyrkoböcker, Jakobs- och Johannes församlingar, Död- och begravingsbok 1736-1884 L-N, pag. 287, FIa/2, pag. 15, 1768-1775, fo. 64.