1.5.5. Russische gevangene

Na de Slag bij Poltava acht de koning van Zweden de tijd eindelijk rijp om onderhandelingen met de tsaar te openen. Daartoe geeft hij generaal-majoor Von Meijerfeldt opdracht stante pede naar het hoofdkwartier van de Moskovieten te rijden. Hiermee veroorzaakt hij meer moeilijkheden voor zijn trouwe officier dan hij ooit had kunnen vermoeden.

Johann August schrijft hierover:

“Op de ochtend van de 29e, toen de koning al weer in de wagen zat en klaar was voor vertrek, vond Zijne Majesteit het noodzakelijk om mij naar de tsaar te sturen, niet alleen om te voorkomen dat de vijandelijke troepen de koning direct achtervolgden, en de echte kracht en plannen van de vijand te achterhalen, maar ook om bevelen van Zijne Koninklijke Majesteit aan de gevangengenomen graaf Piper over te brengen (…)

Andere bronnen zeggen dat hij moet achterhalen of Piper en Rehnskiöld nog leven en zo ja, te bewerkstelligen dat Piper voor vier uren op erewoord – onder gijzeling van de generaal-majoor – naar de koning zou mogen gaan voor overleg. Indien dit niet zou worden toegestaan, dan zou Johann August aan Piper volmacht moeten geven in overleg te treden met de Moskovische minister van buitenlandse zaken Golovkin. Inzet van dat overleg zou moeten zijn een enkele weken daarvoor door de tsaar gedaan ouder vredesaanbod, inhoudende een uitwisseling van gevangenen en acceptatie van St. Petersburg als blijvend Russisch grondgebied. Mocht dit alles mislukken, dan zou Johann August nog diezelfde nacht naar Kobel’aki (ten zuiden van Novyje Senzary) rijden om zich bij de koning te voegen. (1)

Karel XII weerstaat daarom de druk die zijn gezelschap op hem uitoefent om snel af te reizen. Hij zegt geen haast te willen maken voordat Von Meijerfeldt van de Russen terugkeert met nieuws over de stand van zaken. “Wacht even, hij zal terugkomen” zegt de koning en roept om geduld. (2)

Toch is het niet goed voor te stellen, dat Karel XII van deze missie enig succes verwacht. Achterliggende doelen zijn de op vrede beluste Piper van een ongunstige regeling te weerhouden. De koning wil intussen proberen steun te zoeken bij een andere vijand van de tsaar, de Groot-Vizier van Konstantinopel, het centrum van het machtige Ottomaanse Rijk. Er worden ook wel wat andere redenen voor de missie van Johann August gegeven, zoals de regeling van de begrafenis van de Zweedse doden, een pas voor hemzelf om zijn been in een Pools kuuroord te laten genezen of het loskrijgen van een vrijgeleide naar Polen voor de koning. (3)

Met kapitein Wilhelm Bennet en auditeur Löwenheim uit zijn regiment, een jongen Frolich en een trompetter uit het Lijfregiment begeeft Johann August zich samen met een Russische vaandrig met 18 Kozakken om 7 uur in de ochtend op de weg terug naar Poltava. Al snel stuit hij op de achtervolgende Moskovische voorhoede van 8000 man onder generaal Bauer. Zijn mededeling dat hij over vrede komt praten, heeft inderdaad tot gevolg dat hij aan Mensjikov wordt voorgeleid, de achtervolging wordt gestaakt en verdere orders van de tsaar worden afgewacht. De dag oponthoud die hierdoor ontstaat en de hierdoor veroorzaakte ontsnapping van de Zweedse koning wordt dan ook gezien als zijn verdienste.

Laat op die dag wordt hij voor tsaar Peter de Grote geleid. Hij krijgt toestemming met graaf Piper te overleggen, mits dat in het Duits plaatsvindt in tegenwoordigheid van Golovkin. Natuurlijk is de tsaar vertoornd als hij begrijpt dat Johann August in feite met lege handen is gekomen. Hij wenst niet te worden gehouden aan zijn eerdere vredesaanbod en gelast de onmiddellijke voortzetting van de achtervolging op het restant van de Zweedse regimenten.

Waarschijnlijk geïrriteerd over deze Zweedse manoeuvre en zijn nog bestaande hoop op het tijdig inhalen van Karel XII laat hij Johann August arresteren, vraagt hem zijn zwaard in te leveren, verklaart hem krijgsgevangen en legt beslag op al zijn bezittingen. Als reden geeft hij op, dat de generaal geen schriftelijke volmacht van Karel XII als onderhandelaar kan tonen en dat de Moskovische generaals bij Narva een zelfde behandeling hadden genoten. Het paspoort, dat hem voor zijn gebroken been was verstrekt en door Karel XII als voldoende vrijgeleide wordt beschouwd, wordt nu te oud verklaard omdat Meijerfeldt er moedwillig geen gebruik van had gemaakt. (4) Ook wordt vermeld dat hij wordt vastgehouden omdat zijn uitwisseling na de slag bij Kalisz van Zweedse kant niet was nagekomen, maar dat komt uit dezelfde bronnen die foutief melden dat hij aan die slag deelnam. (5) 

Johann August protesteert heftig tegen zijn arrestatie. Hij beroept zich op het oorlogsrecht, dat bescherming biedt aan onderhandelaars. Om te bewijzen dat hij als zodanig moet worden erkend roept hij de hulp in van de in het kamp aanwezige Duitse kanselarijsecretaris Von Siltmann, die getuige was geweest van de opdracht van Karel XII aan Johann August. Enig schriftelijk bewijs kon niet worden overgelegd, omdat de koninklijke kanselarij reeds van Novyje Senzary was vertrokken op het moment van de opdrachtverlening; verder was er niemand aanwezig geweest die een pen bij zich had. (6)

Voorts denkt Johann August er goed aan te doen te beklemtonen, dat hij niet met lege handen is gekomen. Daartoe voert hij aan, dat aan Zweedse zijde toch nog altijd 15.000 strijdbare mannen in het gevecht kunnen worden gebracht, waaronder zijn eigen nog intacte regiment. Geschrokken verdubbelt de tsaar de Moskovische achtervolgende macht. Volgens Mensjikov ligt het grotendeels aan deze verklaring van Meijerfeldt, dat de Moskovieten in staat zijn de Zweden te dwingen tot een complete capitulatie bij de plaats Perevolotjna (Perevolocnaja). Onder generaal Lewenhaupt wordt het gehele Zweedse leger, inclusief Von Meijerfeldts regiment, krijgsgevangen verklaard. Twee van zijn dragonders voerden hun onderlinge belofte uit om elkaar met het sabel te doorboren te verkiezen boven een onaangename Russische krijgsgevangenschap. Inderdaad zou het grootste deel van de Zweedse soldaten tijdens de 12-jarige ballingschap sterven. (7)

Terug   ***   Verder

1. S. Jägerskiöld, “Några aktstycken av David Natanael von Siltmanns hand rörande verksamheten vid Svenska armén 1708-1709”. KFÅ 1937, Stockholm 1937, pag. 173. J.A. Nordberg, “Konung Carl den XII: tes historia”, Stockholm 1740, deel 2, pag. 352-353. E. Carlsson, “Karl XII och kapitulationen vid Perevolotjna”, Karolinska Förbundets Årsbock 1940, pag. 147-148. D.N. von Siltmann, “Dagbok”, Karolinska Krigares Dagböcker jämte andra samtidiga skrifter, deel 3, Lund 1907, pag. 331.
2. P. From, “Katastrofen vid Poltava”, Lund 2007, pag. 234.
3. A. Åberg, “Karolinska dagböcker, J.M. Lyth”, Stockholm 1958, pag. 89. D. Krman, “Itinerarium”, 1894, vert. G. Viktory, “Cestovny Dennik z rokóv 1708-1709”, Bratislava 1969 (die de foute datum 28 juni net als E. Carlsson, pag. 152, corrigeert). De verklaring van de Poolse vrijgeleide komt van S. Faber, “Der Ausführlichen Lebens-Beschreibung Carls den XII. Königs in Schweden”, deel 8, Frankfurt und Leipzig 1717, pag. 159, en J.A. Nordberg, deel 2, pag. 352-353, doet de laatste verklaring af met “Quelle Absurdité!’.
4. G. Adlerfeld, “Histoire Militaire de Charles XII, Roi de Suéde”, Amsterdam 1740, pag. 89-90. M. Ranft, “Die Merkwürdigen Lebensgeschichte derer vier berümten Schwedischen Feldmarschalle, Grafen Rehnschild, Steenbock, Meyerfeld und Dücker”, deel 3, “Leben und Thaten des Feld-Marschalls Graf Meyerfeld” , Leipzig 1753, pag. 317. D. Krman denkt dat Von Meijerfeldt eerst in zijn gevangenschap een pas vraagt om zijn eerder gebroken been in kuuroorden tot genezing te laten komen en deze ook krijgt om succesvol huiswaarts te gaan.
5. I. Le Long, “Het leven van den heldhaften Carel den XIIden, Koning der Sweden”, Amsterdam 1721, deel 4, pag. 563. J. Bancks, “The History of the Life and Reign of the Czar Peter the Great, Emperor of All Russia, and Father of his Country”, London 1740, pag. 127. B. Bergman, “Peter der Grosze als Mensch und Regent”, Riga 1826, deel 3, pag. 55, beweert dat de tsaar het misverstand doorziet en daarom Meijerfeldt kort daarop vrijlaat.
6. E. Carlsson, pag. 142.
7. E. Tengberg, “Meijerfelts mission efter Poltava”, Historisk Tidskrift 1952, pag. 272 noot 6.