2.3.8. Een eigen huis

Johan August von Meijenfeldt werkt in de jaren 1814-1815 zes dagen per week en 52 weken per jaar als Commandant van de geschuts­werf van de marine. Hij verdient gemiddeld 40 gulden per maand. (1) Op zee had hij minder verdiend, maar had toen geen kosten van voeding en huisvesting. In die tijd geeft Johan August op als beroep bewaarder, sjouwer, ‘gewezen Constabel-Majoor’ of ‘particulier’.

In 1816 doen zich veranderingen voor. Nadat hij ook werkzaamheden in de Rotterdamse haven had verricht, keert Hendrik Pieplou met zijn vrouw terug naar Amsterdam. Daar woont hun vrijgezelle dochter Engeltje nog steeds.

Vanwege de geringe inkomsten is het verrassend dat Johan August korte tijd later – op 27 december 1816 – in staat is een huis met schuur en tuin te kopen. (2) De prijs is niet uit de notariële archieven te halen, maar vermoedelijk gaat het om een bedrag in de buurt van de 2.000 gulden. Dit bedrag komt overeen met het zesvoudige van zijn eertijds genoten jaarsalaris. Het is natuurlijk mogelijk dat de niet onvermogende handelskapitein een schenking doet. Het huis aan de Palmgracht 25 dat hij tussen 1798 en 1803 had bezeten kostte ook 2.000 gulden. Meer aannemelijk is dat Johan August het door hem in Nijkerk uitgeleende geld begin 1815 terugkrijgt. Roelof Bosman is vanwege het overlijden van zijn schoonmoeder Nieske van Dompselaar in Nijkerk op 20 januari 1813 gehouden het bedrag – vermeerderd met de rente van zo’n 250 gulden – terug te betalen.

Goudsesingel, tussen Goudsepoort en Hofpoort,
in 1889 vlak vóór de demping.

De woning staat aan de Goudschen Cingel of Vest, aan de overzijde van de Goudschen Poort. Daar achter eindigt Rotterdam en begint het ambacht c.q. de polder Rubroek. Het huis ligt in wijk N en heeft nummer 66. Het is 38 m2 groot, iets meer dan 6 bij 6 meter. De schuur met erf zijn samen 150 m2. De verkoper is Isaac Annokké, die optreedt namens zijn vrouw Jacoba Wilhelmina Verdonk en haar zuster Wilhelmina Petronella Verdonk, die het huis via hun moeder Geertruij Bakkers († 1808) van hun vader Willem Verdonk (†1800) erfden. Laatstgenoemde had het huis op 23 juni 1779 uit de nalatenschap van Ary Danserweg gekocht.

Het zou te veel toeval zijn als Johannes Thoolen, metselaar en huurbaas van Johan August, niet zijn tipgever is. Deze heeft namelijk drie percelen aan de Goudschen Cingel, uitgerekend langs de steeg met de naam Spinnekopsgang die naar het onderhavige huis met schuur en erf leidt. Eerst volgt nog het perceel van A.W. Willers, schout in Nederweert. Vanaf de Goudschen Ryweg, een brede zijstraat van de Gousche Singel, zijn er via de percelen van C. Welenhoek (later J. Heusdens), M. Verbrugge (later Ringlever-Lagemans en Blason) of grotere percelen van J. Wielander geen doorgangen. Aan de andere zijde loopt een bleeksloot, enkele percelen van Deutz en enorme blekerijen van Johanna Niessen, weduwe van P. Lovens. Het is  goed mogelijk dat het gezin ter plaatse bijverdient met het bleken van wasgoed.

Kadastrale kaart Rotterdam 1832, Rubriek N, Sectie E,
Meijenfeldt, van, J.A., Constabel der Marine

perceelnummer 457 tuin als erf 79 men
perceelnummer 458, huis 38 m2 met schuur en erf 71 m2

Johan August houdt nog wel een band met zijn vriend Pieter Ziervogel. Deze reist in 1816 af naar de Middellandse Zee waar hij roem verwerft in de Slag bij Algiers en bij zijn terugkeer tot Ridder in de Militaire Willemsorde 3de klasse wordt geslagen, en twee jaar later tot Zweedse Ridder in de Zwaard Orde, als Bernadotte daar alsnog de troon bestijgt. Hij wordt in 1817 benoemd tot garnizoenscommandant en in de rang van kolonel tot commandant van het Corps Mariniers. Hij woont in de Nieuwehaven, op loopafstand van de Marinierskazerne aan het Oostplein. In 1821 krijgt hij nog een zoon, maar verliest zijn eerste dochter in 1825. In 1831 volgt zijn benoeming tot Schout-bij-Nacht en in 1840 tot Vice-Admiraal. Hij wordt eind 1843 met pensioen gestuurd en tot Commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw geslagen. In 1845 overlijden hij en zijn vrouw in Delft.

In het nieuwe Rotterdamse huis van Johan August worden nog drie kinderen geboren: Friedrich – later Frederik genoemd – (1817), Anthonetta Engelina Juliana (1821) en Engelina Catharina Margaretha Augusta (1823). In het gezin zijn nu dus 8 monden te vullen. Om het hoofd boven water te kunnen houden besluit Johan August op 18 april 1823 een hypotheek van 200 gulden op zijn woning af te sluiten bij koopman Willem de Vlugt. (3) Op dezelfde dag maken Johan August en zijn vrouw een testament op, waarin zij elkaar als enig algemeen erfgenaam aanwijzen. (4)

Wilhelmina Augusta woont nog wel in Amsterdam. Zij groeit op in het Almoezeniersweeshuis. Haar grootouders overlijden kort na elkaar in 1815. Op 10 november 1818 doet zij bij de nieuwe dominee Uckerman (1773-1850) in de Oude Kerk van Amsterdam belijdenis bij de Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente. (5) Op 15 augustus 1827 trouwt zij met de 29-jarige Arendt van Paddenburg. Zijn vader was chirurgijn in ‘s-Gravenland geweest en al meer dan 20 jaar dood. Zijn moeder Johanna (Anna) Catharina Cornie is getuige bij het huwelijk. De bruid doet de juiste opgave dat haar vader Johan August absent is en haar moeder overleden. Daarom moet ze ook de gegevens van haar grootouders van beide zijden overleggen. Van moederszijde kan zij de overlijdensakten laten zien, maar van vaderszijde geeft zij op: “onbekend”. (6) Arendt van Paddenburg was in 1818 anderhalve maand in het Buitengasthuis aan een geslachtsziekte geholpen (7), maar Wilhelmina Augusta kan toch vijf kinderen van hem krijgen in de periode 1828-1839. Hij is bediende in een schoenwinkel. Het gezin woont aanvankelijk aan de Elandsgracht 35 en vanaf 1831 in de Geertruijsteeg 13.

Terug   ***   Verder

1. Nationaal Archief, Directie der Marine Rotterdam (3.09.16.01), Betaals Rol der Losse bedienden 1814 en 1815 (inventarisnummers 157-159).
2. Stadsarchief Rotterdam, Nieuw Notarieel Archief 496/1124.
3. Stadsarchief Rotterdam, Nieuw Notarieel Archief 500/142.
4. Stadsarchief Rotterdam, Nieuw Notarieel Archief 520/-168-170. De originele testamenten bevinden zich in het Familiearchief [AF/N/31-32].
5. Stadsarchief Amsterdam, Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente (PA 190), Boek van Dooplingen, Ledematen en Echtverbintenissen van Do. Uckerman (nr. 212), Afdeling 2, Vrouwe Ledematen onder W (“Wilhelmina Augusta Meijveld”); evenzo Lidmatenregister (film 972).
6. Stadsarchief Amsterdam, Trouwregisters 1827 (DTB 3/92); Bijlagen bij huwelijksacte (film 413).
7. Stadsarchief Amsterdam, Patiëntenregisters deel 2424, archief 5268, folio 137.