1.3.1. Vreemde krijgsdienst

De oudste zoon Carl Friedrich treedt in 1680 in dienst van het geworven infanterieregiment van kolonel Johann Herman von Campenhausen. Het regiment draagt naast de naam van de kolonel ook de naam Estlands infanterieregiment en Gouverneursregiment. Het was drie jaar eerder in Reval (Tallinn) met goedkeuring van de Zweedse koning onder het volk geworven en het jaar daarop in Riga gestationeerd. 

Carl Friedrich tekent tussen 2 en 6 oktober 1680 een wervingscontract (capitulatie) bij het regiment. (1) Hij schrijft in datzelfde jaar al in de functie van vaandrig te worden bevorderd, maar 1682 is waarschijnlijker. Zijn naam verschijnt namelijk voor het eerst op de monsterrol van 17 maart 1682 van zijn 125 man sterke regiment. Hij heeft zijn opleiding voltooid en is volwassen. Er zijn drie officeren in zijn compagnie: kapitein Anders Jerner, luitenant Gustaf von Campenhausen en hijzelf in de rang van vaandrig. Hij moet letterlijk het vaandel van zijn compagnie dragen en verdedigen, want de vijand ziet het als belangrijke oorlogsbuit. (2) 

Vaandrig met vaandel bij zijn Zweedse compagnie

Dat jaar zwaait hij af uit het Zweedse leger om zijn opleiding te vervolgen op het slagveld in vreemde krijgsdienst. Omdat de Zweedse koning Karel XI een politiek ten gunste van Lodewijk XIV voert valt zijn keuze op Frankrijk. Dat land is met al zijn buurlanden in oorlog op zoek naar gebiedsuitbreiding onder het mom van beter verdedigbare grenzen en gaat zelfs zo ver de Ottomanen te financieren voor hun beleg van Wenen om de handen van de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers te binden. Het land heeft maar liefst vijf grote goed getrainde legers beschikbaar. Stad na stad, zoals Straatsburg en Orange, en vervolgens het omliggend hinterland, worden bij het Franse rijk ingelijfd. De kansen keren als in 1683 Wenen ontzet wordt en de Habsburgers de handen vrij hebben om hun aandacht op de opdringende Franse legers te richten. 

Intussen begint tweede zoon Johann August aan zijn militaire loopbaan. Hij schrijft als vrijwilliger te zijn toegetreden tot de Lijfcompagnie van het Baltische regiment cavalerie onder aanvoering van kolonel baron Johann Andres von der Pahlen. Ook dit regiment was met goedkeuring van de Zweedse koning in 1678 geworven in Estland, Lijfland en Ingermanland. De alternatieve naam is Drottning (Ulrika Eleonora d.ä.’s) Regimente till Häst. Von der Pahlen is huurder van het slot van Oberpahlen. Het regiment is gelegerd dat in Wenden, ooit de vesting van de Zwaardbroeders.

Het jaar van toetreding is volgens Johann August zelf 1683 en volgens zijn  baronnenbrief 1684. Hoogstwaarschijnlijk is dit geen verschil van een vol jaar, maar van slechts enkele dagen rond de jaarwisseling. Bij zijn eerste benoeming op 10 januari 1686 staat namelijk dat hij twee jaar vrijwilliger is. (3)

Wat Carl Friedrich in 1682 en 1683 in Frankrijk uitricht verdient kennelijk geen vermelding, maar hij schrijft wel dat hij in januari 1684 deelneemt aan de Franse opmars onder maarschalk Créquy naar de Nederlanden. Het doel is verovering van Luxenburg, behorend bij het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie en bestuurd en verdedigd door de Spaanse Habsburgers. Het hertogdom behoorde eerder tot Bourgondië en de Republiek. De Franse benaming voor deze veldtocht Guerre des Réunions is niet de eerste geschiedvervalsing in Europa. Carl Friedrich houdt in het Franse leger het Spaanse ontzettingsleger vanuit Brussel op afstand. De beroemde vestingbouwer Vauban weet de stad begin juni te veroveren

Gevechten bij Luxemburg, juni 1684

Die zomer stapt Carl Friedrich over naar het 3e Duitse infanterie regiment in Franse dienst, waarin veel Zweedse en Lijflandse officieren zijn geworven. Kolonel is Carl Johann (ook wel: Hans Karl) von Königsmarck. Diens zuster Aurora zal 24 jaar later ophef veroorzaken op de bruiloft van Johann August. Het regiment bestaat uit 16 compagnieën. De schutspatroon is  Saint-Maurice d’Agaune en het motto “Je tiens” (Ik volhard).

De standplaats van het regiment is Landau in de Palts, dat onder Frans bestuur is gekomen. Het grootste deel van het regiment is daar niet, omdat het zich aan het front in Catalonië bevindt. In augustus komt een voorlopig einde aan de gevechten door het bestand van Regensburg.

Uiterlijk augustus 1684 treedt ook derde zoon Wolmar Johann von Meijerfeldt op 17-jarige leeftijd in militaire dienst. In tegenstelling tot zijn broers kiest hij niet voor een nieuw geworven regiment, maar in navolging van  zijn voorvader Heinrich Meijer 120 jaar eerder voor de Lijflandse Adelscavalerie (Livländska Adelsfanan). Het regiment staat onder commando van Ewald Johann von Vitingshoff en de kapitein van zijn compagnie is Friedrich Wilhelm von Tiesenhausen. De garnizoenstad van die compagnie is ook Wenden. Drie jaar later zal hij kornet in zijn regiment worden. (4)

Karlskrona & Amsterdam

Carl Friedrich von Meijerfeldt keert door het bestand van Regensburg net als andere  officieren van het front in de Zuidelijke Nederlanden terug naar huis. De reis gaat niet over land maar per schip. Op de heen- en terugweg heeft hij hoogstwaarschijnlijk Karlskrona als tussenstop. In de eeuwige strijd met Denemarken krijgt die plaats in 1680 stadsrechten en bouwt Eric Dahlberg er een sterke marinehaven. In 1683 bevalt een vrouw met de naam Bentje Magnus daar van een zoon Otto met de achternaam Meijerfeldt. In 1685 krijgt zij daar een zoon Andries Meijerfeldt. De achternaam, plaats en de tijdstippen wijzen in de richting van Carl Friedrich als de biologische vader. Het spoor van de broers Otto en Andries leidt naar Amsterdam. (5)
Otto Meijerfeldt is daar in 1713 opperstuurman en tussen 1722 en 1732 kapitein op het schip St. Franciscus. Hij vervoert handelswaar in de kustvaart naar zuidelijke havensteden rond Gibraltar en Marseille. In Amsterdam woont hij in de Stromarkt aan het Singel niet ver van het IJ als hij in 1716 trouwt met Margrietje Jacobs. Hij verwerft daardoor het poorterschap. Negen maanden later wordt een dochter Barbara geboren, die in 1744 met Gerrit ’t Ziep trouwt, twee vroeg overleden dochters Margreta krijgt en zelf op 33-jarige leeftijd overlijdt.
Andries Meijerfeldt is in Amsterdam sjouwer en ongeletterd (hij ondertekent stukken met AM). Hij is weduwnaar van Maria Martens als hij in 1719 met Anna de Witt trouwt. In 1723 overlijdt ook zij en hertrouwt Andries met Anna Catharina Philips uit Flensburg, bij wie hij in 1726 een twee maanden oud geworden zoon Andries krijgt. Zij wonen aan de Lindengracht bij de Noorderkerkstraat in de gang achter de bakker. Andries overlijdt in 1748 en zijn weduwe in 1761.
Otto is de laatst overlevende als hij in 1768 op 85-jaruge leeftijd dood gaat. Zijn bezittingen worden op openbare veilingen verkocht. Het door hem in 1739 gekochte huis met achterhuis en erf met de naam St. Maarten boven de deur aan de westzijde van de Nieuwezijds Voorburgwal hoek Klimopsteeg voor een bedrag van 11.650 gulden. Apart daarvan zijn kostbare inboedel van porselein, kleding, juwelen en zilver. Zijn schoonzoon en de neven en nichten van zijn vrouw erven dit vermogen.

Terug in Riga wordt Carl Friedrich op 10 januari 1685 benoemd tot luitenant in zijn oude regiment te Riga, nog steeds geleid door kolonel Johann von Campenhausen. Op 23 juni schuift hij door naar de plaats van Carl Gustaf von Leijonborg in de compagnie van luitenant-kolonel Hans von Dellinghausen en op 12 oktober van datzelfde jaar naar de plaats van Gustaf von Campenhausen in de compagnie van kapitein Johan Helmersen. Deze verschuivingen zijn niet geheel horizontaal, omdat de compagnieën telkens een hogere rangvolgorde in het regiment hebben. (6)

Inmiddels is Johann August klaar met zijn opleiding en volwassen geworden. Von der Pahlen benoemt hem in de stad Reval op 10 januari 1686 tot kornet in zijn regiment en deelt hem in bij de compagnie van ritmeester Georg Reinhold von Tiesenhausen. Dat is dezelfde rang als waarin Carl Friedrich begon, maar bij de cavalerie is de benaming niet vaandrig. Het huwelijk van zijn ritmeester een jaar later mag hij ongetwijfeld bijwonen. (7)

Ondanks zijn verschuivingen ziet Carl Friedrich een promotie tot kapitein in zijn regiment aan zijn neus voorbij gaan. Gouverneur-generaal Jakob Johan Hastfer ziet zich door politieke manoeuvres gedwongen de Lijflandse edele Johann Reinhold Patkul – zonder enige militaire opleiding en ervaring – op 14 mei 1687 te benoemen als nieuwste kapitein onder kolonel von Campenhausen. Patkul maakt al snel ruzie met zijn meerdere, klaagt hem aan bij gouverneur Soop in Riga en stapt drie jaar later over naar de Lijflandse politiek om het grootgrondbezit uit handen van de Zweedse koning te houden. (8)

De komst van Patkul is voor Carl Friedrich aanleiding zes weken later – op 28 juni 1687 – over te stappen naar het in Finland geworven infanterieregiment onder kolonel Dettloff Hauenschildt. Daar kan hij wel in de rang van kapitein het commando over de compagnie van de tot majoor gepromoveerde Fromhold Johan Lippe overnemen. Hij klimt zijn verdere leven – met nog één uitstap – op in dit regi­ment, dat belast is met de verdediging van de Zweedse bezittingen aan de Baltische kust tegen vijandige Moskovieten, Polen en Saksen. (9)

Ook Johann August lukt het promotie te maken. Von der Pahlen benoemt hem in Reval op 2 februari 1689 tot luitenant in de compagnie van Von Tiesenhausen van zijn regiment cavalerie. (10)

Terug   ***   Verder

1. Te herleiden uit de data in zijn latere militaire rollen en de daarin vermelde dienstjaren. G. Anrep, “Svenska Adels Ätters-taflor”, Stockholm 1861, pag. 888-889,. noemt ook 1680.
2. Krigsarkivet Sverige, 0022 Rullor 1620-1723, 1682/9, folio 774.
3. Frijherre Bref. G. Anrep,, pag. 888-889, volgt het jaartal 1684, terwijl H. Villius, lemma in Svenskt Biografiskt Lexikon, Stockholm 1986, deel 25, pag. 471, teruggrijpt op 1683.
4. Krigsarkivet Sverige, 0022 Rullor 1620-1723, 1699/4, folio 208, af te leiden uit het aantal daar genoemde dienstjaren.
5. Zie de stamboom en genealogie van de familie uit Karlskrona.
6. Lieutenants fullmakt, Riksarkivet Sverige, 1112.1. Riksregistraturet 1523-1718, B/489, folio 66. Krigsarkivet, 0022 Rullor 1620-1723, 1684/1, folio 120 en 122.
7. Cornette fullmakt, Uppsala Universitetsbiblioteket, X.240. Svensk biografi i portföljer, Meijerfelts papper.
8. Johann Reinhold Patkul zal twee keer als verliezer tegenover Johann August von Meijerfeldt komen te staan: in 1704 bij de Slag om Posen en in 1708 bij zijn executie in Kasimirz.
9. Krigsarkivet Sverige, 0022 Rullor 1620-1723, 1687/10, folio 380.
10. Lieutenant fullmakt, Uppsala Universitetsbiblioteket, X.240. Svensk biografi i portföljer, Meijerfelts papper. Zo ook H. Villius, pag. 471. Johann August vervroegt dat in zijn staat van dienst naar het jaar 1688 en de baronnenbrief neemt dat over.